Overlopers zijn registers met gegevens over grond en gebouwen die buiten de dorps‑ of stadskern liggen. De gegevens lopen tot 1800 en bevatten ook de namen van de eigenaren of pachters. Die laatsten worden ook wel baanders genoemd.
Overlopers maken deel uit van polder‑ en waterschapsarchieven. Ze werden opgemaakt voor de heffing van grondbelasting en dijklasten of geschot, en soms ook voor provinciale belasting. Andere namen voor overlopers zijn: ommelopers, dijkboeken, veldboeken of everingboeken.
De overlopers geven veel informatie over de eigendomsverhoudingen van de grond. Veel grond was in eigendom van ambachtsheren, stedelijke bestuurders, kooplieden, kerken, kloosters en gasthuizen.
De overlopers werden over het algemeen om de 7 jaar opgesteld. Dat was de ‘heventijd’; de looptijd van de pacht. Omdat het opstellen kostbaar was, lukte dit niet altijd. Zo zijn op Walcheren de laatste overlopers opgemaakt in 1675. Daarna werd volstaan met overzichten per grondeigenaar, de zogenaamde vergaarboeken.
Van polders die in de 17e en 18e eeuw werden bedijkt, maakte de landmeter kort na de bedijking een overloper om te bepalen hoe de verdeling van het grondgebied onder de nieuwe eigenaren was geregeld.
Opmeting
De benaming overloper geeft aan hoe het register tot stand is gekomen. De landmeter liep over het grondgebied om de ligging en de grootte van de percelen vast te stellen. Hij begon vanuit enkele vaste punten en gaf zo een momentopname.
Opmeting vond plaats per deel van het grondgebied. Deze delen werden op Walcheren blokken genoemd, op Zuid‑Beveland en Tholen hoeken, op Schouwen‑Duiveland bevangen en in Zeeuws‑Vlaanderen partijen.
Naamgeving en begrenzing
Vaak werd de naam van het opgemeten gedeelte ontleend aan een eigennaam, de naam van een persoon, woning of boerderij. Ook zijn er delen waarvan de naam de grootte aangeeft, bijvoorbeeld Honderdgemetenhoek.
In een overloper werd na de benaming van een deel de begrenzing aangeduid. Dat kon zijn een weg, een sloot of een dijk. Daarna volgde de opsomming van de percelen met hun grootte en hun benaming.
Helaas zijn niet alle kaarten, die ooit zijn vervaardigd en waarop de percelen staan aangetekend, bewaard gebleven. [link beeldbank?]
Pachters
De pachters werden na 1600 ook vaak vermeld. Hun namen staan achter de omschrijving van de percelen met de aanduiding ‘baant’ of afgekort ‘bt’, in de betekenis van ‘bewerkt’. Ook boerderijen worden vaak aangeduid.
Lenen
Verder komt het ook voor dat bij een perceel is aangegeven dat de grond een leen betreft. Hierover is meer te achterhalen in de administratie van de Zeeuwse lenen.
Vergaarboeken
Vergaarboeken werden bijgehouden wanneer het opstellen van overlopers – elke zeven jaar – te kostbaar werd. Dat was bijvoorbeeld het geval op Walcheren waar de laatste overlopers werden opgemaakt in 1675. Vergaarboeken geven per eigenaar het aantal, de grootte en het totale oppervlak van de percelen.
Een groot aantal polders op Zuid‑Beveland dat tot in de 19e eeuw overlopers opmaakte, hield aparte registers bij van de gebruikers van de grond, inclusief pachters. Deze worden baandersvergaren genoemd.
Zoeken in overlopers en vergaarboeken
In veel polder‑ en waterschapsarchieven zijn geen overlopers meer aanwezig. Wel zijn er overlopers te vinden in handschriftenverzamelingen van archiefinstellingen en in particuliere verzamelingen, familie‑ en kerkarchieven. Bijvoorbeeld in de verzamelingen De Witt Hamer en Keetlaar in het Gemeentearchief Goes. In het Zeeuws Archief is er een overzicht aanwezig van overlopers, die zich in verschillende archieven en verzamelingen aldaar bevinden (GIDS 12).
Tips
De onroerende bezittingen zijn niet geregistreerd met een uniek nummer, zoals bij het kadaster.
Alleen het grondgebied buiten het dorp of de stad in de overlopers is opgenomen. Voor onderzoek naar bewoning in de dorps‑ of stadskern ben je aangewezen op andere bronnen, zoals de transportregisters van het gerecht.
Kaarten met perceelsindelingen zijn zeldzaam. Van kleinere, nieuw bedijkte polders zijn dergelijke kaarten vaak opgenomen in de overloper zelf, maar van de grote polders, zoals Walcheren, Schouwen en De Breede Watering bewesten Yerseke op Zuid‑Beveland zijn geen losse kaarten beschikbaar die, zoals de minuutplans van het kadaster, alle percelen aanduiden.
Voor het reconstrueren van de ligging van percelen of boerderijen is het handig het eerste minuutplan van het kadaster erbij te houden. Moderne kaarten bieden weinig hulp; de verdeling van het grondgebied van Zeeland is na de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) als gevolg van grote herverkavelingen drastisch veranderd.
Probeer het uitgangspunt waar de landmeter zijn meetwerk begon te traceren en ga vervolgens ‘meelopen’.
Voorbeeld
Volgens de schepenakten van Yerseke verkoopt de weduwe van Cornelis Lemms 15 januari 1600 een stuk weiland aan Jan Spierinck. Dit weiland is groot ongeveer 3 gemeten (1,2 hectare) en ligt in ‘De Hoek tussen de Vorense wech en de Souckwech’. In de akte staan ook de belendende percelen genoemd. Zeeuws Archief, Rechterlijke Archieven Zeeuwse Eilanden, inv.nr 3589.
In de overloper van 1588 staat het perceel van de weduwe van Cornelis Lemms genoemd. In de overloper van 1602, opgemaakt twee jaar na de verkoop, wordt de nieuwe eigenaar genoemd. Aan de hand van de overlopers kan dus ook ongeveer worden nagegaan wanneer een perceel van eigenaar is veranderd. Waterschap Zeeuwse Eilanden, Breede Watering bewesten Yerseke, inv.nr 465.