In Zeeland waren er vier belangrijke sectoren waarin uw voorouders werkzaam konden zijn: landbouw, visserij, handel en nijverheid. De oudste vormen van nijverheid in Zeeland waren de winning van zout en de productie van meekrap. In de steden waren diverse handwerkslieden actief die zich verenigden in gilden om hun belangen te beschermen.
In het waterrijke Zeeland werden veel schepen gebouwd. In Middelburg en Vlissingen ontstonden in de 17e eeuw scheepswerven die schepen bouwden voor de VOC, de WIC en de Zeeuwse marine. Niet alleen de bouw van nieuwe schepen verschafte werk, ook reparatie en de fabricage van zeilen en touwwerk vergden honderden arbeidskrachten.
Ondanks de verbetering van de infrastructuur van de provincie in de 19e eeuw, zoals de aanleg van een spoorlijn en het graven van kanalen, kwam de industriële ontwikkeling in Zeeland pas aan het eind van de 19e eeuw op gang met de oprichting van de scheepswerf ‘De Schelde’ in Vlissingen in 1875 en de vestiging van enkele fabrieken in de Kanaalzone van Zeeuws-Vlaanderen vanaf 1900.
Gilden
Gegevens over de gilden tot hun afschaffing in 1795 zijn niet meer van alle Zeeuwse steden aanwezig. De gildenarchieven van Middelburg zijn verloren gegaan. De archieven van de gilden in Goes, Hulst, Tholen, Veere, Vlissingen en Zierikzee bevatten behalve ordonnanties ook veel ingekomen verzoekschriften.
In Veere waren de volgende gilden actief: arbeiders, steenhouwers, beeldsnijders, fruiteniers, viskopers, wevers, bakkers, beenhouwers, scheepstimmerlieden, wagenaars en slepers, smeden, schoenmakers, kleermakers, kramers, kuipers, tappers en brandewijnverkopers, schuitlieden, vissers en schippers.
Vergunningen
Als je gegevens zoekt over ambachtslieden en bedrijven na 1800 kun je veel informatie vinden in archieven van provincie en gemeenten. Voor veel activiteiten waren namelijk vergunningen nodig en daarnaast betaalden bedrijven en ambachtslieden de nodige belastingen, bijvoorbeeld belasting op het gemaal.
Franse Tijd en daarna
Vanaf de Franse Tijd probeerde de overheid bedrijven in kaart te brengen. Zo bevat het archief van de Prefectuur staten van kleinere en grote bedrijven in de periode 1810-1814. Zeeuws Archief, inv.nrs 119 121: toestand en statistiek van fabrieken.
Ook na de Franse Tijd bleef de overheid geïnteresseerd in de ontwikkeling van de nijverheid. Op verzoek van de minister moesten gemeenten tabellen opstellen van ‘Fabrijken en Werkwinkels’ op 31 december 1819. In archieven van gemeenten zijn deze staten soms nog te vinden, indien ze zelf een afschrift hebben bewaard.
In de gedrukte notulen van de Provinciale Staten (later: Verslag gedaan door Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Zeeland) verschenen vanaf het begin van de 19e eeuw de nieuwe fabrieken of ambachtelijke bedrijven die zich in Zeeland hebben gevestigd en de toestand van de reeds aanwezige, alsmede de opgeheven fabrieken. Slechts het soort bedrijven wordt genoemd, niet de namen.
Aan het eind van de 19e eeuw werden de gegevens in deze verslagen echter steeds minder uitgebreid. De gedrukte verslagen van de Kamers van Koophandel bevatten aanvankelijk ook nog aardig wat informatie, maar dat werd kort na 1900 alras minder.
Eenmanszaken
Als je een voorouder zoekt die na 1800 zelfstandig een ambacht uitoefende, dan kun je hem of haar het beste traceren via de burgerlijke stand, de bevolkingslijsten uit de Franse Tijd (1796-1813) en het bevolkingsregister. Let wel op Franstalige beroepsnamen, zoals cabaretier oftewel caféhouder, die in onze tijd heel wat anders betekenen.
In de notariële archieven zijn gegevens te vinden over de gebouwen en terreinen, hypotheken, schuldbekentenissen en boedelinventarissen waaruit af te leiden valt wat voor bedrijfje iemand had. Hetzelfde geldt voor de memories van successie. De patentregisters (1819-1893), aanwezig in archieven van gemeenten, geven informatie over alle beroepen die iemand had; in tegenstelling tot bronnen als de burgerlijke stand en het kadaster waar alleen het hoofdberoep wordt vermeld. Met het patent wordt de toestemming bedoeld om een bepaalde handel of nering uit te oefenen.
Vennootschappen
Bij oprichting, wijziging of opheffing van vennootschappen (firma’s, coöperatieve verenigingen en naamloze vennootschappen) werd een akte opgemaakt voor de notaris. Volgens de wet moesten deze akten vanaf 1811 worden ingeschreven in een register bij de griffier van de Rechtbank van Koophandel te Middelburg en vanaf 1838 bij een arrondissementsrechtbank of een kantongerecht. De vennootschapsakten zijn in de toegangen op de archieven te vinden onder de buitengerechtelijke zaken en zijn meestal gecombineerd met de akten van huwelijkse voorwaarden.
In een vennootschapsakte komen de volgende gegevens voor: datum van oprichting, naam van de vennootschap, namen van de oprichters, kapitaalverschaffers en hun geldelijke inleg en doelstelling van de vennootschap. Door de invoering van het Handelsregister in 1921 kwam de inschrijving van de akten van vennootschap bij de griffier van een rechtbank of kantongerecht te vervallen. Er is een index op handelsnaam op deze akten beschikbaar.
Handelsregister
Had jouw voorvader in de vorige eeuw een eigen bedrijf, dan is het handelsregister van de Kamer van Koophandel een goede bron om daar meer over te vinden. Sinds 1921 is iedere zaak of onderneming in dit register ingeschreven, of het nu een eenmanszaak, een naamloze vennootschap of een coöperatieve vereniging betreft. Uitgezonderd zijn overheidsbedrijven, landbouwbedrijven en de straathandel.
In het handelsregister worden alle bedrijven opgenomen die hun zetel in Nederland hebben, ook filialen of bijkantoren van buitenlandse bedrijven. Van de bedrijven die in 1921 bij de invoering van het handelsregister al bestonden, is eveneens een dossier aangelegd.
In het dossier staat een aantal gegevens over de onderneming, zoals: een korte bedrijfsomschrijving, de handelsnaam, de rechtsvorm (eventueel met een exemplaar van de statuten), het volledige adres, het aantal werkzame personen en gegevens over eigenaren, bestuurders, vennoten, commissarissen en procuratiehouders. Wanneer in één van deze gegevens verandering komt, wordt dat in het dossier vermeld. Een dossier van het handelsregister bevat geen brieven, foto’s of lijsten van personeelsleden.
Het handelsregister wordt bijgehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken in het gebied waar het bedrijf is gevestigd. In Zeeland waren twee kamers werkzaam: de Kamer Noord- en Midden-Zeeland en de Kamer Zeeuws-Vlaanderen. Dossiers van bedrijven vallend onder het ressort Middelburg over de periode 1921-1940 zijn verbrand, met uitzondering van bedrijven op het eiland Tholen. Deze vielen aanvankelijk onder het ressort van de Kamer van Koophandel Breda en gingen pas na 1940 tot de Kamer in Middelburg behoren.
De dossiers van de opgeheven bedrijven tot en met 2002 zijn overgedragen aan het Zeeuws Archief.
Hinderwetvergunningen
Om overlast, schade, gevaar en hinder van bedrijven zoveel mogelijk te beperken stelde de overheid vanaf 1811 wetten op voor bedrijven. De uitvoering van deze wetten werd opgedragen aan de gemeenten. Elk bedrijf dat hinder voor zijn omgeving kon opleveren, denk aan geluidshinder, trillingen en stank, moest een hinderwetvergunning aanvragen bij de gemeente.
Voor het verlenen van zo’n vergunning werd technisch advies ingewonnen bij de Arbeidsinspectie. Die legde eveneens een hinderwetdossier per aanvrager aan. Het Zeeuws Archief beschikt over de collectie hinderwetvergunningen van de Arbeidsinspectie over heel Zeeland voor de periode 1890-1960 en die van de gemeenten Middelburg en Veere.
Niet elke gemeente beschikt over een volledig bestand hinderwetvergunningen. Bij hinderwetvergunningen moet je niet alleen denken aan vergunningen voor grote en kleinere fabrieken, maar ook aan de kleine middenstanders zoals bakkers, fietsenmakers, smeden en benzinepomphouders.
Het dossier bestaat allereerst uit de aanvraag, daarna de ingekomen bezwaarschriften en de reactie daarop van de gemeente, gevolgd door de uiteindelijke vergunning of soms een besluit om de vergunning te weigeren. De bijgevoegde tekeningen geven een situatieschets, plattegrond van het bedrijf met daarop de plaats van de machines en soms ook nog hele fraaie gevelaanzichten van het bedrijf.
Hinderwetvergunningen
Bekijk de inventaris van de hinderwetvergunningen in Zeeland, periode 1890-1960.
www.zeeuwsarchief.nlFaillissementen
Ging een bedrijf van een voorvader op de fles, dan heeft u een nieuw aanknopingspunt. Bij faillissementen werd namelijk de arrondissementsrechtbank ingeschakeld, zodat u in de archieven hiervan de schriftelijke neerslag van de zaak kunt terugvinden.
Niet alleen individuen kunnen failliet worden verklaard, maar ook rechtspersonen, zoals bedrijven. Vóór 1896 konden alleen kooplieden failliet worden verklaard. Andere personen werden in ‘staat van kennelijk onvermogen’ verklaard. Tussen 1815 en 1939 gingen in Zeeland ruim 2.600 personen en bedrijven failliet. Van al deze faillissementen zijn de dossiers in de archieven van de Zeeuwse rechtbanken bewaard gebleven. Deze dossiers zijn direct toegankelijk via een index op naam van diegene die failliet is gegaan.
Voor faillissementen van personen en bedrijven op Tholen en Sint Philipsland tussen 1923 en 1941 moet u zoeken in het archief van de Arrondissementsrechtbank te Breda, aanwezig in het Rijksarchief in Noord Brabant te ’s-Hertogenbosch.
Op de faillissementsdossiers rust een openbaarheidsbeperking van 75 jaar. Sinds 1896 is iedere arrondissementsrechtbank verplicht een openbaar faillissementsregister bij te houden. Hierin wordt het verloop van elk faillissement beschreven. Zo zijn toch de belangrijkste gegevens betreffende een faillissement na te gaan.
Ook in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel wordt in het dossier van het betreffende bedrijf de plaats en datum van het faillissementsvonnis vermeld. Daarnaast kunt u de Staatscourant gegevens over begin en einde van een faillissement achterhalen via een index per jaargang. In de collectie familieadvertenties van het Centraal Bureau voor Genealogie kunt u ook aankondigingen van faillissementen aantreffen.
Bedrijfsarchieven
De hiervoor genoemde overheidsarchieven bieden informatie die de overheid graag wilde vastleggen over ondernemers en ondernemingen. De invalshoek van de overheid is veelal administratief en juridisch van aard. Archieven van bedrijven geven meer inlichtingen over de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, de concrete werkzaamheden en de carrières van onze voorouders in industrie, handel en dienstverlening.
In tegenstelling tot overheidsarchieven zijn bedrijven niet wettelijk verplicht hun archieven in goede en geordende staat te bewaren. Je moet dus eerst achterhalen of het archief van het bedrijf waar uw voorouders werkten bewaard is gebleven en waar het nu bewaard wordt en of het toegankelijk is. Het meest recente overzicht van bewaard gebleven bedrijfsarchieven is de veertien-delige serie Historische bedrijfsarchieven. Geschiedenis en bronnenoverzicht van het Nederlandsch Economisch Historisch Archief (Amsterdam 1992 1993). Hierin staan ongeveer 5.000 bedrijfsarchieven beschreven, waarvan er 2.000 nog bij de ondernemingen zelf berusten en de overige in openbare archiefbewaarplaatsen.
Al je wilt weten of een archief van een bedrijf in een archiefbewaarplaats wordt bewaard kun je het beste het overzicht van de archieven en verzamelingen per bewaarplaats raadplegen. Je moet er rekening mee houden dat veel archieven van bedrijven slechts fragmentarisch bewaard zijn gebleven en daarom niet als afzonderlijk archief zijn beschreven, maar ondergebracht in een verzameling ‘Handschriften’ of ‘Aanwinsten’. Naast archieven beschikken de archiefdiensten over beeldmateriaal van de betreffende bedrijven. Foto’s, affiches en reclamemateriaal zijn vaak zeer informatief en treft u aan in beeldverzamelingen.
Literatuur
- A. Wiggers, ‘Twintig eeuwen Zeeuwen en hun nijverheid’, in: Ach Lieve Tijd Zeeland 14
- Gids voor historisch onderzoek in Zeeland (Amsterdam 1991), hoofdstuk ‘Bronnen voor de bedrijfsgeschiedenis’ p. 165-170