Ieder gezinshoofd werd aangeslagen voor een belasting naar inkomensklasse. Daartoe werd een schatting gemaakt van de totale inkomsten, ook uit vermogen. Deze belasting stond afwisselend als familiegeld of hoofdgeld bekend.
Het hoofdgeld werd in 1672 door de Staten van Zeeland vastgesteld. Op basis van een schatting van de totale inkomsten, ook uit vermogen, werd in principe ieder gezinshoofd jaarlijks aangeslagen volgens inkomensklassen. Ruim 100 jaar werd deze inkomstenbelasting geheven. In de loop der jaren veranderden de naam en de tarieven van deze belasting regelmatig. Slechts bedeelden en personen die voor hun inkomen uitsluitend van eigen ‘handwerk’ afhankelijk waren en geen personeel in dienst had, waren van belasting vrijgesteld.
Behalve voor de gezinsleden was het gezinshoofd aansprakelijk voor de bijdragen van de personeelsleden, met uitzondering van landarbeiders. Hij werd geacht dit bedrag op het loon in te houden.
Het overgrote deel van de bevolking was belastingplichting. Dat betekent dat in principe ieder gezin dat niet afhankelijk was van de kerkelijke of burgerlijke bedeling in deze kohieren of belastingregisters wordt vermeld.
Archief Rekenkamer
Bijna alle rekeningen en bijlagen uit de gehele 18e eeuw zijn bewaard gebleven. De bijlagen variëren van inhoud. In de meeste gevallen zijn het naamlijsten per stad of stedelijk ressort in de volgorde van de inkomensklassen. Soms werden de belastingplichtigen per straatnaam geregistreerd, bijvoorbeeld in de stad Vlissingen. In Middelburg werd per wijk of vendel een lijst van gezinshoofden opgesteld. Voor sommige plaatsen zijn de stukken aanwezig vanaf 1692 en deze lopen (met hiaten) door tot 1803.
Familiegeld en hoofdgeld
Bekijk de inventaris van het familiegeld en hoofdgeld in Rekenkamer D van het archief van de Rekenkamer van Zeeland.
www.archieven.nl