De Middelburger Jacob Roggeveen ontdekte in 1722 Paaseiland. Dat gebeurde in de Stille Zuidzee tijdens een expeditie (1721-1723) naar het Zuidland voor de West-Indische Compagnie.
Jacob Roggeveen werd geboren in januari 1659 als derde zoon van Arent Roggeveen en Maria Storm. Hij groeide met zijn twee broers op in een huis in de Giststraat in Middelburg, vlakbij de haven.
Cartograaf als vader
Arent Roggeveen, de vader van Jacob, had plannen voor een ontdekkingsreis naar de Zuidzee. Hij was onder andere wiskundige en cartograaf, en gaf in 1675 een atlas uit met kaarten van de kusten van Afrika en Amerika getiteld Het Brandende Veen. Arent droeg deze atlas op aan het bestuur van de Zeeuwse Admiraliteit.
De oceanen waren toen nog grotendeels onbevaren, van Paaseiland bijvoorbeeld had nog nooit iemand gehoord. Wat Arent vooral interesseerde was de onbekende Zuidzee tussen Azië en Zuid-Amerika. Velen vermoedden dat daar nog een continent lag: Terra Australis oftewel Zuidland. In 1675 vroeg Arent octrooi aan de West-Indische Compagnie (WIC) en de Staten-Generaal om een expeditie op touw te mogen zetten. Hij heeft zijn reisplannen echter nooit uit kunnen voeren. Arent overleed in 1679 te Middelburg.
Notaris Jacob Roggeveen
In 1683 vestigde Jacob zich als notaris in Middelburg. Hij woonde in het huis De Pyramide in de Lange Noordstraat (nu nr 37). In 1690 promoveerde hij aan de Universiteit van Harderwijk. Hij trouwde met Marija Margaerita Vincentius. Zij werd op 20 oktober 1694 begraven te Middelburg.
In 1706 kwam Jacob in dienst bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en ging naar Indië. Hij hertrouwde met Anna Adriana Clement maar werd al snel opnieuw weduwnaar. In 1714 keerde hij alleen naar Middelburg terug.
In 1721 ondernam hij in opdracht van de WIC zijn beroemde expeditie naar de Stille Zuidzee, vanwaar hij in 1723 terugkeerde in Middelburg. Op 31 januari 1729 overleed Jacob in zijn huis aan de Blauwedijk. Hij werd begraven in de Nieuwe Kerk.
Godsdienstkwestie
Jacob Roggeveen was niet alleen uitzonderlijk in zijn reislust. Ook op godsdienstig gebied had hij een afwijkende mening. Hij was een vriend en aanhanger van dominee Pontiaan van Hattem. Deze dominee werd ervan beschuldigd een vrijdenker te zijn in de geest van Spinoza en Descartes. Hij geloofde onder meer dat een christen niet onder de aardse wetten hoefde te leven, want men leefde onder de hemelse genade. Jacob Roggeveen heeft aan de verspreiding van deze ideeën bijgedragen door de geschriften van Pontiaan van Hattem onder de titel Den val van ’s werelts af-god uit te geven.
Verbanning
De uitgeversactiviteiten van Jacob Roggeveen vielen verkeerd bij de streng calvinistische Middelburgse kerkenraden. Op verzoek van een aantal predikanten en ouderlingen besliste het stadsbestuur in 1719 dat Jacob Roggeveen uit Middelburg verbannen zou worden. Hij mocht zijn broer Jan, die in de stad woonde, wel bezoeken, maar slechts voor een vastgestelde tijdsduur. Jacob verbleef daarna onder andere te Arnemuiden, waar zijn vriend Pieter Wiltschut burgemeester was.
Vaak is gesuggereerd dat deze verbanning de aanleiding was voor de ontdekkingsreis twee jaar later, maar dat is niet zeker. Na de reis is hij in elk geval wel weer in Middelburg komen wonen.
De expeditie naar het Zuidland
De vloot met de schepen de Arend, de Thienhoven, en de Afrikaansche Galey vertrok op 1 augustus 1721 vanuit Texel en voer door het Kanaal, langs Madeira richting Zuid-Amerika. Op 19 november werd het Braziliaanse eiland Sint Sebastian aangedaan waar men twee weken verbleef om verversingen in te nemen.
De vloot vervolgde de reis langs de kust van Brazilië en Argentinië richting Kaap Hoorn. Op 17 december dwaalde de Thienhoven af en zou de andere twee schepen pas in februari weer treffen. Ondertussen passeerden de Arend en de Afrikaansche Galey de Falkland Eilanden.
Na de ronding van Kaap Hoorn werd het tijd om weer uit te zien naar een verversingsplaats, voordat men de Stille Zuidzee op zou varen. Dat werd het eiland Juan Fernandez, een eind westelijk uit de Chileense kust en kort daarvoor bekend geworden door het boek over Robinson Crusoe van Daniel Defoe. De Arend en de Afrikaansche Galey kwamen hier op 25 februari 1722 aan en zagen tot hun grote verbazing de Thienhoven, die al ruim een week eerder was aangekomen, in de baai liggen. Na het innemen van proviand vertrok de herenigde vloot op 17 maart in westelijke richting de Stille Zuidzee op.
Paaseiland
In de namiddag van de 5e april kreeg de Afrikaansche Galey land in zicht. Omdat het op die dag Pasen was werd het eiland Paaseiland genoemd. Er werd rook gezien, zodat het eiland bewoond moest zijn. Het lukte in de daarop volgende dagen echter niet met sloepen op het eiland te landen vanwege de zware branding. Vandaar dat één van de eilandbewoners op 7 april zelf maar op onderzoek uitging en naar de Thienhoven roeide. Kapitein Cornelis Bouwman bracht hem meteen aan boord van het commandoschip de Arend om hem aan Roggeveen te laten zien. Deze eerste ontmoeting met een Paaseilander werd door beiden uitgebreid in hun journaal vastgelegd.
Pas op 10 april lukte het om met 134 man op het eiland te landen. De eilandbewoners reageerden zo enthousiast dat dit op enkele bemanningsleden bedreigend overkwam, waarna zij tegen de orders van Roggeveen in begonnen te schieten. Minstens tien bewoners werden daarbij gedood. Daarna werd het eiland verkend. De bemanning bestudeerde de gewoonten van de eilanders en bekeek uiteraard de reusachtige stenen beelden waardoor het eiland zo beroemd werd.
Uit de verkenning van het eiland bleek ook dat dit niet de voorbode van het onbekende Zuidland, het doel van de expeditie, kon zijn. Dus vervolgde men de reis op 12 april. Op 18 mei zag men het Bedrieglijk Eiland, het huidige Tikei.
Nog meer eilanden ontdekt
Een dag later, op 19 mei, liep de Afrikaansche Galey aan de grond op een ander atol, Schadelijk Eiland, thans Takapoto, behorend tot de Toeamotoe en de King Georgegroep. Het schip zat onwrikbaar op het koraal en was verloren. Het grootste deel van de bemanning wist zich op het atol in veiligheid te brengen en werd later aan boord van de twee overgebleven schepen aan boord genomen. Aangezien dit schip een belangrijk deel van de levensmiddelen aan boord had, zag het er voor de bemanning slecht uit.
De twee schepen vervolgden de reis en ontdekten in de tussentijd een serie eilanden, die Dageraad (Manihi), Avondstond (Apataki), Meersorgh (Aroetoea), Goede Verwachtinge (Rangiroa) en Verkwikking (Makar/tea) gedoopt werden. Op het laatste eiland ging men aan land op zoek naar verse levensmiddelen. Intussen was duidelijk geworden dat er geen Zuidland meer gevonden zou worden. De voorraden slonken en de stemming onder de bemanning dreigde om te slaan. De expeditie was mislukt. Het Zuidland lag niet waar Roggeveen het had gezocht. Hij besloot huiswaarts te gaan en op Batavia aan te koersen. Inmiddels waren van de ruim 220 bemanningsleden er zo’n honderd aan vooral scheurbuik bezweken.
Conflict met de VOC
In de Indische archipel werden de schepen een aantal keren aangehouden omdat zij binnen het octrooigebied van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) voeren. Dat was ook de reden dat de schepen na aankomst op de rede van Batavia op 3 oktober 1722 in beslag werden genomen. Ondanks protesten van Roggeveen werd de lading van de schepen verkocht en begon een langdurige juridische strijd. De bemanning werd over de 21 schepen van de VOC-retourvloot verspreid en huiswaarts gezonden. Roggeveen ging aan boord van het VOC-schip Commerrust en kwam in juli 1723 voor Texel aan.
Pas op 2 maart 1725 werd de juridische strijd tussen de WIC en de VOC beslist in een tractaat waarbij de VOC een afkoopsom van 120.000 gulden uitbetaalde. Jacob Roggeveen ging de geschiedenis in als de ontdekker van het Paaseiland.
Paaseiland – Vervolg
Toen Jacob Roggeveen het eiland dat hij op 5 april 1722 voor de Westerse wereld ontdekte Paaseiland doopte, kon hij niet vermoeden dat die naam eeuwen later nog steeds gebruikt zou worden. De oorspronkelijke bewoners noemden hun eiland Te Pito o Te Henua, vrij vertaald ‘de navel, het centrum van de wereld’. De huidige Polynesische naam van dit thans tot Chili behorende eiland is Rapa Nui.
Overigens was het eiland na de ontdekking door Roggeveen voor 48 jaar lang ‘zoek’. Pas in 1770 lukte het de Spanjaarden het eiland terug te vinden en zij doopten het Isla San Carlos. De beroemde James Cook, die meerdere malen de Pacific doorkruiste, bezocht het eiland vier jaar later, op 13 maart 1774. Hij verbaasde zich ook over de beelden en ronde stenen die als hoed daarbovenop stonden.
Toch is de door Roggeveen gegeven naam in de Westerse wereld het bekendst gebleven. Zowel de Engelsen, die de Stille Oceaan in de eeuwen daarna regelmatig doorkruisten, als uiteindelijk ook de Spanjaarden, die het eiland tussen 1770 en 1888 min of meer in bezit hadden, gaven het eiland geen nieuwe naam, maar vertaalden de naam die Roggeveen gegeven had: Easter Island en Isla de Pascua.
Rapa Nui is een van de meest geïsoleerde bewoonde eilanden ter wereld. Het ligt 3700 kilometer westelijk van Chili. Het eiland omvat 117 vierkante kilometer. In het midden ligt Rano Raraku, de berg waaruit de grote beelden gehakt werden. Er is één dorpje, Hanga Roa, en sinds enige jaren een vliegveld zodat het internationale toerisme langzaam opkomt. Intercontinentale vliegtuigen kunnen er landen en op de vlucht USA-Australië is het eiland ingelast als tussenstop.
De 19e eeuw was dramatisch voor de Paaseilanders. Walvisvaarders misdroegen zich en brachten geslachtsziekten. Ook tegen andere geïmporteerde ziekten als waterpokken waren de eilanders geheel weerloos. Slavendrijvers uit Peru voerden tussen 1862 en 1864 een groot deel van de bevolking af om ze te verkopen voor werk in de guanomijnen in Zuid-Amerika.
Twee zaken doen de Westerse wereld nog steeds verbazen. Allereerst natuurlijk de reusachtige beelden. Hoewel op foto’s vaak de meest spectaculaire worden afgebeeld, zijn er bijna 1.000 beelden op een of andere wijze op het eiland aanwezig, nog in oorspronkelijk staat, heropgericht door diverse archeologische expedities uit de gehele wereld, of deels uitgehakt liggend langs de flanken van de Rano Raraku.
Maar ook de taal en het schrift (het ‘Rongorongo’) zijn nog steeds raadselachtig. Talrijke hiërogliefachtige teksten wachten op de definitieve vertaling. Toen halverwege de 19e eeuw de echte interesse voor deze taal opkwam, waren de meeste Paaseilanders die de taal nog kenden in Chileense of Peruviaanse slavernij overleden.
Andere Zeeuwen in de Zuidzee
Met de kennis van de Stille Oceaan was het in het begin van de 18e eeuw nog slecht gesteld. Waren hier nog onbekende landen te ontdekken? Lagen hier nieuwe kansen voor handel en fortuin? Alle zeevarende landen hebben in de loop der eeuwen wel expedities uitgerust om de Stille Zuidzee te verkennen. Zij ontdekten nieuwe routes om Kaap Hoorn te ronden en brachten vanuit Indië het westelijk deel van de oceaan in kaart. Maar de zee was groot, en ook na eeuwen bleef er bij velen iets knagen: lag hier nog een onbekend Zuidland?
Ook de Zeeuwen hebben een klein aandeel in deze reizen gehad, en dat nog in een tijdsbestek van nog geen 5 jaar. Twee Zeeuwse expedities rondden kort na elkaar Kaap Hoorn en voeren de Zuidzee in. In 1722 ging een expeditie van de West-Indische Compagnie (WIC) onder leiding van de Zeeuwse notaris Jacob Roggeveen erheen, in 1725 gevolgd door een handelsmissie van de Commercie Compagnie van Middelburg. Het doel van de reizen was overigens verschillend. Roggeveens taak was het onbekende Zuidland te ontdekken en dit voor de WIC veilig te stellen. De Commercie Compagnie, die eerder Roggeveens plan had afgewezen, begaf zich op veiliger terrein en was op zoek naar nieuwe handelsmogelijkheden op de westkust van Zuid-Amerika.
Tot aan de kust van Chili waren de gevolgde routes echter identiek. Voordat de verschillende doelstellingen de expedities een andere kant uitstuurden, bezochten beiden Isla Mocha, een eiland vlak voor de Chileense kust. Het schip de Arend van Roggeveen lag hier voor anker van 15 tot 18 februari 1722, het fregat Don Louis van de Commercie Compagnie bezocht het eiland vanaf 19 november 1725. Dankzij de van beide reizen bewaard gebleven scheepsjournalen weten we hoe dit eiland eruit zag. Roggeveen schreef erover:
Het eiland Mocha ligt op 38 gr. 30 min., is een goede verversplaats, schaepen, bocken en hoenders, van alles genoeg voor oud eyser, messen, spijkers, maar goud weet ik niet datter is.
Scheepsjournalen
De scheepsjournalen van de Don Louis geven ons een nog aanschouwelijker indruk van Isla Mocha. De schrijvers maakten tussen de regels van hun verslag tekeningen van de onbekende kusten die zij aandeden, waaronder een zijaanzicht van Isla Mocha.
Het vervolg van beide reizen vertoonde overigens weer een opvallende overeenkomst: beide liepen uit op teleurstelling en mislukking. Na het bezoek aan Isla Mocha voer Roggeveen via Juan Fernandez, het eiland van Robinson Crusoë, westwaarts de Stille Zuidzee in, ontdekte op 5 april weliswaar Paaseiland maar vond niets wat op een onbekend Zuidland leek en werd bij aankomst in Indië ook nog eens door de VOC gearresteerd. De Don Louis vervolgde zijn reis noordwaarts langs de kust van Chili en Peru en werd op 31 december 1725 bij Lima door de Spanjaarden in beslag genomen, waarna de bewindhebbers van de Commercie Compagnie een enorm verlies moesten incasseren.
De tekst op de muur
Op de muur van het gebouw van het Zeeuws Archief staat een fragment uit het journaal van Roggeveen's reis
/over-ons/gebouw/de-tekst-op-de-muur/