De Vaandeldrager, het iconische schilderij van Rembrandt, in 2022 door de staat aangekocht, maakt een tournee langs de twaalf provincies van Nederland om iedere Nederlander in de gelegenheid te stellen een Rembrandt in het echt te bekijken. Zeeland krijgt bezoek van Rembrandt, maar helemaal uniek is dat niet. Ook in de winter van 1945/’46 bezoeken twee schilderijen van Rembrandt de provincie, als onderdeel van een immense tentoonstelling van schilderijen met de naam ‘Behouden Schoonheid’.
Op 24 augustus 1939, enkele dagen voordat Hitlers troepen Polen binnenvielen, wordt in Nederland de voormobilisatie aangekondigd. Het Rijksmuseum sluit een dag later zijn deuren en neemt maatregelen om het kunstbezit veilig op te slaan.
Kunst veiliggesteld
In de duinen bij Castricum, Heemskerk en Zandvoort worden drie schuilkelders gebouwd die in het najaar van 1940 gereed zijn. Door de aanleg van de Atlantikwall moet het duingebied echter ontruimd worden en men besluit een kluis uit te houwen in de Sint-Pietersberg bij Maastricht.
Deze kluis komt op 1 maart 1942 gereed. Honderden kunstvoorwerpen en schilderijen vanuit verschillende musea vinden een veilig onderkomen in de Sint-Pietersberg. Tot de kunstschatten behoort ook de Nachtwacht van Rembrandt. Na de oorlog komen de schilderijen wonderwel zo goed als ongeschonden uit de kluis.
Veel schilderijen vinden al snel hun weg terug naar het museum waar ze voor de oorlog waren tentoongesteld. Met Marinus Kluytenaar, schipper van het schip Van God Gegeven, wordt op 22 juni 1945 een contract afgesloten om “een partij kunstschatten” te vervoeren. Bij deze partij zit ook de Nachtwacht die op 29 juni terugkeert in het Rijksmuseum.
Een deel van de schilderijen keert echter niet meteen terug maar wordt voor een ander doel ingezet. Bij het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is men van mening dat het weerzien met de oude meesters niet alleen voorbehouden mag zijn voor bewoners van de grote steden, maar dat ook de verschillende provincies “in de vreugde over het behoud van zooveel schilderijen” mogen delen. Daarom besluit men een selectie van de behouden schilderijen in verschillende plaatsen tentoon te stellen.
Oude meesters op doorreis
De eerste plaats in de reeks is Maastricht waar van 11 augustus tot en met 15 september 1945 de tentoonstelling ‘Zuid ziet Noord’ wordt georganiseerd. Dat niet iedereen deze tentoonstelling kan waarderen blijkt uit een krantenartikel van 25 augustus 1945 in het katholieke dagblad De Tijd.
Nadat een journalist van deze krant de tentoonstelling heeft bezocht komt hij tot de conclusie dat “van de groote Hollandsche meesters bijna alle werken, die werkelijk representatief zijn voor hun kunnen, direct uit den St. Pietersberg naar het Noorden zijn overgebracht, zonder dat de menschen in het Zuiden de kans hebben gekregen een blik te werpen op de onvolprezen kunstschatten, die jarenlang in hun onmiddellijke omgeving bewaard zijn gebleven.”
Na de tentoonstelling in Maastricht verhuizen de tientallen schilderijen naar Heerlen, alwaar ze vanaf 22 september in het gemeentehuis te bewonderen zijn. De expositie, die tot 14 oktober 1945 duurt, trekt ruim achttienduizend bezoekers. De tentoonstelling verlaat daarna Limburg en strijkt neer in ’s-Hertogenbosch. Onder de toepasselijke naam ‘Oude meesters op doorreis’ worden de bezoekers van 20 oktober tot en met 11 november 1945 getrakteerd op tientallen kostbare schilderijen.
‘Behouden Schoonheid’ in Zeeland
Niet alleen de inwoners van Limburg en Noord-Brabant worden in de gelegenheid gesteld de oude meesters te bezichtigen, ook de bewoners van Zeeland krijgen de kans zich te vergapen aan “het feest van kleuren en lijnen”.
De organisatie van deze Zeeuwse tentoonstelling, genaamd ‘Behouden Schoonheid’, komt in handen van de Zeeuwse Volksuniversiteit (ZVU). De ZVU is op 2 februari 1945 opgericht met het doel de Zeeuwse bevolking deelgenoot te maken van een rijk cultureel leven. Dat dit initiatief nodig is blijkt duidelijk uit een citaat van architect Arend Rothuizen. Hij vergelijkt Walcheren op pijnlijke wijze met “een soort van concentratiekamp waar kinderen verwilderen omdat er geen enkele vorm van recreatie of afleiding voor hen is”.
Een schilderijententoonstelling gelijk aan andere plaatsen in het zuiden des lands zou vanzelfsprekend een enorme impuls moeten geven aan het culturele leven in Zeeland. Derhalve neemt het bestuur van de ZVU contact op met Gerardus van der Leeuw, de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, en David Roëll, hoofddirecteur van het Rijksmuseum, met het verzoek een dergelijke expositie in Zeeland te bewerkstelligen.
Enkele weken na indiening van het verzoek, op 2 november 1945, geeft de directeur van het Rijksmuseum zijn fiat aan de ZVU om de tentoonstelling te organiseren. De directeur wijst er echter op dat “de aanzienlijke beteekenis en de groote cultureele en andere waarden van de eventueel te exposeeren kunstwerken rechtvaardigen, dat het treffen van byzondere maatregelen van veiligheid te Middelburg geëischt wordt”.
Locatie gezocht
Een voorwaarde is dat wetenschappelijk medewerker Karel Schuurman, werkzaam bij het Rijksmuseum, belast wordt met het toezicht op de inrichting van de tentoonstelling. Niet alleen het Rijksmuseum stemt in met de uitlening van enkele schilderijen, ook het Mauritshuis is bereid een bijdrage aan de tentoonstelling te leveren. Ofschoon er begin november pas officieel toestemming is gegeven voor de tentoonstelling, maken verschillende kranten in oktober al melding van de op handen zijnde expositie. Zo staat er op 27 oktober een advertentie in De Vrije Stemmen van Schouwen-Duiveland waarin de tentoonstelling wordt aangekondigd. De exacte datum is op dat moment nog niet bekend, de locatie wel. De ZVU heeft het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen bereid gevonden het museum, dat sinds het einde van de negentiende eeuw in de Wagenaarstraat is gevestigd, te benutten als expositieruimte.
Enkele zalen worden in de aanloop naar de tentoonstelling gereedgemaakt. De vitrines in de zogenoemde muntenkamer staan in de weg en worden weggehaald om ruimte te maken. In totaal worden zes zalen geschikt gemaakt. Er komt nieuw behang, een schilder zet alles strak in de verf en een elektricien zorgt ervoor dat de schilderijen optimaal belicht worden. In de tussentijd is de datum van de opening bekend: op zaterdag 15 december 1945 worden de poorten van het museum ontsloten waarna “ontelbare Zeeuwen door hun bezoek hun dankbaarheid toonen voor dit grootsche gebaar: de eerste tentoonstelling van schilderijen uit rijksbezit in Zeeland”.
De ZVU onderneemt, na de bekendmaking van de openingsdatum, direct actie door het plaatsen van advertenties in talloze kranten. In het archief van de ZVU zijn verschillende rekeningen uit de periode voorafgaand aan de tentoonstelling bewaard gebleven en deze geven een mooi beeld van de organisatie. Er zitten onder andere nota’s voor verschillende krantenadvertenties bij. Voor het plaatsen van een advertentie in De Vrije Stemmen op 12 december 1945, 85 x 83 millimeter groot, ontvangt de ZVU een nota van 21 gulden. De secretaris van de ZVU, Hendrik Pieters, bibliothecaris bij de Provinciale Bibliotheek van Zeeland, is belast met de organisatie en de publiciteit. De aanplakbiljetten ter promotie van de tentoonstelling worden op zijn aanwijzingen overal in de stad opgehangen. De gemeente Middelburg hanteert hiervoor een standaardformulier met vaste plekken, maar op nadrukkelijk verzoek van Pieters wordt ter aanvulling op de vaststaande locaties ook een biljet in de Wagenaarstraat opgeplakt.
In aanloop naar de tentoonstelling drukt fa. G.W. den Boer, de drukkerij aan de Londensekaai, duizenden toegangskaarten. Daarnaast verzorgt deze drukker een catalogus met de schilderijen. Het is voor de drukker hard werken om de catalogus met een oplage van duizend stuks op tijd af te krijgen, getuige het feit dat hij tien gulden in rekening brengt ter gratificatie van verrichte nachtarbeid.
Transport naar verwoest Walcheren
Nadat alle voorbereidingen afgerond zijn, geeft het ministerie van Verkeer en Energie op 7 december 1945 het groene licht voor het transport van de schilderijen naar Middelburg. Het is overigens niet verwonderlijk dat er op toestemming gewacht moet worden. Ten tijde van het transport is het gat in de dijk bij fort Rammekens nog niet gedicht. Door de inundatie van 1944 zijn de verbindingswegen op het eiland zeer slecht. Het transport van de kostbare schilderijen richting Middelburg is al met al een risicovolle operatie.
De reis naar Middelburg verloopt gelukkig zonder noemenswaardige problemen, maar de aankomst bij het museum noopt tot een belangrijke beslissing. De met schilderijen gevulde vrachtwagens arriveren op maandag 10 december 1945 omstreeks 22.00 uur in Middelburg. Het uitladen van de schilderijen wordt door de duisternis ongewenst geacht. Een journalist meent later dat de vrachtwagens gedurende de nacht, onder bewaking van een politieagent, voor het museum hebben gestaan. Navraag bij de directeur van het Rijksmuseum leert dat het verhaal van de journalist niet klopt.
De vrachtwagens, waarin elk schilderij met een deken was beschermd tegen temperatuurschommelingen, werden na aankomst in Middelburg direct ondergebracht in een “moderne, droge en goed beschuttende loods” van houthandel Den Bouwmeester Borsius & Van der Leye aan de Kousteensedijk, ter hoogte van de huidige bibliotheek. De gehele nacht was er strenge politiebewaking aanwezig. De volgende dag reden de vrachtwagens naar het museum in de Wagenaarstraat, waar de schilderijen uitgeladen werden en in de verschillende zalen aan de muur opgehangen.
Dezelfde journalist die eerder wantoestanden zei te hebben waargenomen, beweerde nu dat de kostbare stukken geruime tijd in de hal hadden gestaan terwijl “werklieden, beladen met balken en ander materiaal, geregeld in deze corridor op en neer liepen, zoodat de kans op ernstige beschadiging en diefstal zeer groot is geweest”. Directeur Roëll van het Rijksmuseum verwees ook deze aantijgingen naar het land der fabelen. Hij zei te betreuren dat “de berichtgever zich niet direct persoonlijk tot den heer Schuurman heeft gewend, zoodat hij ter plaatse had kunnen constateeren, dat de voorzorgsmaatregelen, waarvan hij het gemis vreesde, wel degelijk in acht waren genomen”. Uiteindelijk opent het museum, gevestigd in het statige patriciërshuis aan de Wagenaarstraat, op zaterdag 15 december 1945 de deuren.
Werklieden, beladen met balken en ander materiaal, geregeld in deze corridor op en neer liepen, zoodat de kans op ernstige beschadiging en diefstal zeer groot is geweest
— Anonieme journalist
Feestelijke opening
De minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Van der Leeuw, verricht de opening. Een groot aantal genodigden is aanwezig bij opening, onder wie de commissaris van de koningin, Quarles van Ufford, de directeur van het Rijksmuseum Roëll en de directeur van het Mauritshuis, Van Gelder. De minister wordt eerst welkom geheten door de commissaris van de koningin die “zijn blijdschap uitspreekt over deze daad van groote cultureele beteekenis” voor de provincie. De violist Arthur Wegelin vergast de aanwezigen met de klanken van Bach.
Vervolgens dankt voorzitter Adriaanse van de ZVU de minister en beide museumdirecteuren “voor het groote gebaar deze tentoonstelling ook naar Zeeland te zenden”. Nadat mevrouw Adriaanse-Bergansius een zestal gedichten heeft gedeclameerd, krijgt minister Van der Leeuw het woord. Hij refereert aan de naam van de tentoonstelling en concludeert dat deze zeer treffend is gekozen. Juist omdat er in Middelburg veel schoonheid is verdwenen, maar “wij moeten in de toekomst zien en een nieuwe kunst scheppen. Nooit mag echter worden vergeten, dat de band met het verleden niet kan worden gemist”, aldus de minister. Voorts is hij van mening dat door het creëren van betere verbindingen en een regelmatige circulatie van geestelijke goederen Zeeland en Holland nader tot elkaar zullen komen. Na zijn relaas is de tentoonstelling officieel geopend.
Wij moeten in de toekomst zien en een nieuwe kunst scheppen. Nooit mag echter worden vergeten, dat de band met het verleden niet kan worden gemist
— Dr. Gerard van der Leeuw, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Kunst van wereldklasse
Een selectie van 82 kunstwerken uit het Rijksmuseum en het Mauritshuis is tijdens ‘Behouden Schoonheid’ te bewonderen. Hier zitten niet de minste werken bij: onder meer de Oosterling en Titus in monniksdracht van Rembrandt, Bakker Oostwaard van Jan Steen en een viertal werken van Frans Hals. Om de tentoonstelling ook een Zeeuws tintje te geven zijn Stilleven met asperges van Adriaen Coorte en het majestueuze panorama dat Adriaen van de Venne van Middelburg maakte te bewonderen. Naast de Hollandse meesters zijn ook enkele werken van buitenlandse schilders vertegenwoordigd, onder wie Fra Angelico en Francisco José de Goya. Een kleine greep van schilderijen is hieronder weergegeven.
Zoals eerder vermeld werd er een schilderijencatalogus vervaardigd waarin alle getoonde werken zijn opgenomen. Opvallend is de titelpagina van dit boekwerkje. Hierop prijkt (een oude kopie van) het schilderij De Luitspeler van Frans Hals. Dat blijkt een ongelukkige keuze. Hoewel er meerdere schilderijen van Frans Hals aanwezig zijn, ontbreekt juist dit schilderij in de tentoonstelling. Waarschijnlijk is de fout erin geslopen doordat een schilderij dat wel op de tentoonstelling aanwezig is, De Serenade van Judith Leyster, grote overeenkomsten vertoont met het schilderij van Frans Hals. De vervaardiger van de catalogus was duidelijk geen kunstkenner.
Vele duizenden bezoekers
De tentoonstelling is vanaf het begin een groot succes. Blijkens een brief van 27 december 1945 van ene Van Looij aan de directeur van het Rijksmuseum hebben tot dan toe 4.200 mensen een bezoek aan het museum gebracht. Vanwege de grote interesse is het museum ook op donderdag- en vrijdagavond tot 21.00 uur geopend. Van Looij: “Dit is dus wel een mooi succes en geeft duidelijk blijk van belangstelling over deze schitterende collectie van Oude Meesters, welke de bevolking van Middelburg hier te zien krijgen.”
De briefschrijver is blijkbaar de toezichthouder van het museum, aangezien hij belast is “met de zorg der schilderijen en het stofvrij houden”. In totaal bezoeken 9.517 mensen de tentoonstelling, zo blijkt uit een brief die Hendrik Pieters op 17 januari 1946 aan de directeur van het Rijksmuseum schrijft. De tentoonstelling is volgens hem, “gelet op de bevolkingsdichtheid onzer provincie en op de nog uiterst gebrekkige verkeersmiddelen”, een groot succes. Op 13 januari 1946 loopt de tentoonstelling ten einde.
Afwikkeling
Van het archief van de ZVU is nauwelijks iets uit deze periode overgebleven. Alleen enkele rekeningen, die eerder zijn genoemd, getuigen van de organisatie. Na de beëindiging van de tentoonstelling ontvangt de ZVU een nota van 203 gulden van het Nederlands Koffiehuis. Dit koffiehuis, in 1946 gevestigd op de Dam, heeft plaats geboden aan een suppoost van het Rijksmuseum. Waarschijnlijk is dit wetenschappelijk medewerker Schuurman die gedurende de tentoonstelling een oogje in het zeil heeft gehouden.
Ook van de gemeente Middelburg krijgt de ZVU een rekening. Voor de aanwezigheid van een brandwacht, bestaande uit enkele brandweerlieden, wordt een bedrag van 900 gulden verlangd. Een andere kostenpost voor de ZVU is de “belasting op de vermakelijkheden”. De opbrengsten uit de verkochte toegangsbewijzen worden belast met tien procent. De schilderijen zijn niet meteen naar Amsterdam gebracht, maar hebben korte tijd in de kluis gestaan van de Amsterdamsche Bank, gevestigd op Markt 7 te Middelburg. Van hieruit keren de schilderijen rechtstreeks terug naar het Rijksmuseum en het Mauritshuis.
De tentoonstelling ‘Behouden Schoonheid’ is een daverend succes. Het is de enige keer in de geschiedenis dat een dergelijke collectie topstukken, afkomstig uit het Rijksmuseum en het Mauritshuis, in Zeeland te zien is geweest. Daarom is het vreemd dat er tot op heden nagenoeg niets over de tentoonstelling bekend was.
Met de komst van de Vaandeldrager in februari 2023 naar het Zeeuws Museum is er na 77 jaar weer een Rembrandt in Zeeland te bewonderen. Een kleinschalige herhaling van ‘Behouden Schoonheid’ is daarmee een feit.
Bronnen en versie
‒Zeeuws Archief, Middelburg: Archief Regeringsdienst Oog en Oor, inv.nrs. 1, 2 en 4; Archief Stichting Zeeuwse Volksuniversiteit (ZVU), inv.nr. 21.
‒Noord-Hollands Archief, Haarlem: Archief Rijksmuseum en rechtsvoorgangers te Amsterdam, inv.nrs. 2394 en 2398.
-Catalogus Tentoonstelling “Behouden Schoonheid”: Middelburg, 15 december 1945-13 januari 1946. Uitgave van de Stichting Zeeuwse Volksuniversiteit, 1945. Raadpleegbaar in het Zeeuws Archief.
Dit artikel is verschenen in het De Wete, tijdschrift uitgegeven door de Heemkundige Kring Walcheren, jaargang 52 (2023), nr.1, pagina 14-21.