Je mocht wel van geluk spreken als je niet een van de vele ziektes of verwondingen op liep. Maar zelfs wanneer iemand niet ziek werd lagen er naast de ziektes, de benauwde ruimtes en de zeer onhygiënische omstandigheden nog ander gevaren op de loer: ruzies, gevechten en muiterij.
Maatschap
Maatschap is de hechte vriendschap die bestond tussen zeevarenden. Op de schepen heerste een duidelijk hiërarchie die bepalend was voor de relaties tussen de verschillende opvarenden. Over het algemeen werden dan ook vriendschappen gesloten tussen opvarenden met dezelfde rang. De beroepsgroep speelde hierbij geen rol. Matrozen en onderofficieren konden bijvoorbeeld veelal goed met elkaar opschieten.
Met name voor de mast was er sprake van een echte zeemanscultuur bestaande uit onder andere de befaamde zeedoop en het gebruikte scheepsjargon. Door middel van de zeedoop werden nieuwe zeevarenden na een rituele test al spoedig opgenomen in de hechte vriendenkring. De enige passagiers voor de mast die hierbij buiten de boot vielen waren de militairen. Tussen de matrozen en de militairen boterde het vaak niet erg en zij stonden onderaan de scheepshiërarchie.
Onenigheden
Tussen de opvarenden was het niet altijd koek en ei. Kleine onenigheden konden soms uitlopen op grote ruzies. De voornaamste conflicten ontstonden over de werkzaamheden op het schip, de voedselverdeling, de kwaliteit van het leven op de schepen en het strakke schema van het wachtsysteem waar niet iedereen zich op aan wilde passen.
De oorzaak achter de meeste ruzies was drank. Overmatig drankgebruik zorgde ervoor dat van een mug vaak een olifant werd gemaakt. Een verkeerd gekozen woord of een flauwe grap kon uitlopen op een hevig conflict. Met name wanneer een schip lag te wachten op een zeegevecht kon de spanning op het schip flink toenemen. Het onderlinge geroddel, de aanwezigheid van passagiers met vlugge vingers en het beledigen van medepassagiers – o.a. door het geven van bijnamen als ‘bokkepoot’ en ‘smeerbroek’ – vergrootte die spanning. De mondelinge ruzies liepen al gauw uit op lichamelijk geweld en messengevechten: de opvarenden wilden duidelijk zelf hun leed oplossen.
Muiterij
De schrijnende omstandigheden op de schepen waren dus voor velen een bron van onvrede. Deze onvrede in combinatie met de gedachte aan de vele rijkdommen aanwezig op de schepen waren voor velen een rede om te dromen van muiterij. Maar muiterij was een halsmisdrijf en slechts weinigen hebben deze fantasie waar gemaakt. Diegenen die toch doorzetten eindigden veelal op de bodem van de zee aangezien dit misdrijf bestraft werd met de doodstraf. Hoewel muiterij dus niet vaak voorkwam moet de dreiging voor muiterij de gespannen sfeer op de schepen geen goed hebben gedaan.
Conclusie
Het leven op een VOC schip bleek voor velen dus een zeer zware tijd te zijn. Na een maanden lange reis op zee mocht men van geluk spreken het er zonder al te veel kleerscheuren vanaf te hebben gebracht. Het scheepsjournaal van de scheepschirurgijn J.W. Daman uit de periode 1766-1768 geeft dit duidelijk weer. In dit journaal beschrijft hij zijn reis met de Pallas van Nederland naar Batavia. Tijdens deze reis waren in totaal 379 bemanningslieden aan boord. Zevenenzeventig procent (293 man) hiervan is minstens één keer ziek geweest tijdens de reis. Uiteindelijk overleed meer dan 25 procent van de bemanningsleden tijdens de reis, in totaal 102 mensen!
Net als in de gouden eeuw zelf overheersen in de geschiedenislessen vaak de verhalen over de rijkdommen en de pracht en praal van de VOC. Maar de mindere mooie kanten van het leven op een VOC schip worden vaak onderbelicht. Was dit wel duidelijk naar voren gebracht dan hadden mogelijk veel minder mensen zich bij de VOC gevoegd en had de geschiedenis van de VOC wel eens heel anders kunnen lopen.