De wederopbouw van Middelburg

Nog tijdens de oorlog werd begonnen aan de wederopbouw van Middelburg. De uiteindelijke invloed van de bezetter op de wederopbouwplannen bleef beperkt. Gekozen werd voor een herbouw die een harmonische eenheid vormde met de monumentale binnenstad.

De wederopbouw van het stadshart van Middelburg was een gigantische opgave. Burgemeester Van Walré de Bordes leek niettemin optimistisch: ‘Middelburg kan mooier opgebouwd worden dan het is geweest!’ Bij iedere vorm van planmakerij was men echter wel bijzonder afhankelijk van de opstelling van de Duitse bezetter.

Rijkscommissaris Seyss-Inquart nam in het begin een tegemoetkomende houding aan in de hoop de bevolking voor de Germaanse zaak te winnen. De Duitsers zaten met het bombardement van Middelburg in hun maag. Zij probeerden de schuld in de schoenen van de geallieerden te schuiven. Terugtrekkende Franse soldaten zouden op verschillende plaatsen brand hebben gesticht, meldde de Telegraaf.

Geen inspraak

Seyss-Inquart beschouwde het herstel van de verwoeste steden als een zaak van nationaal belang. Dr. ir. J.A. Ringers werd regeringscommissaris voor de wederopbouw. Op Walcheren werd mr. dr. R.W. graaf van Lynden zijn vertegenwoordiger. De centrale Haagse regie onder leiding van Ringers had tot gevolg dat deze niet gehinderd werd door de plaatselijke politieke verhoudingen. In de discussie rond de bouwplannen werden de Middelburgers amper gehoord en zo konden zaken gemakkelijk geregeld worden zonder inspraak- of beroepsprocedures. Tijdens de bezettingsjaren kon bijvoorbeeld door de nationale onteigeningspolitiek de herverkaveling van de binnenstad gerealiseerd worden.

Noodwinkels aan de Dam te Middelburg, ca 1945. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata P-8793

Noodwinkels en annexatie van ’t Zand

Voor de bijna 600 verwoeste panden in de binnenstad moesten snelle maatregelen worden genomen. Rond het centrum werden 51 houten noodwinkels opgericht.

Het woningtekort moest worden opgelost door maar liefst 1.400 huizen te bouwen. Hoewel het buurtschap ’t Zand eigenlijk tot het grondgebied van de gemeente Koudekerke behoorde, werd het zonder mogelijkheid tot tegenspraak door Middelburg geannexeerd. De eerste huizen kwamen er in 1941 gereed en in december 1942 waren inmiddels 149 arbeiderswoningen voltooid.

Invloed bezetter bleef beperkt

Middelburg mag zich gelukkig prijzen dat de uiteindelijke invloed van de bezetter op de wederopbouwplannen beperkt bleef. De Duitse bemoeienis vond plaats in de persoon van dr. H. Roloff, hoofd van de afdeling planning van het Rijkscommissariaat. Hij wilde in Middelburg een van de vijf grote staatstheaters van Nederland bouwen met 800 plaatsen en een sportterrein voor massabijeenkomsten. Bovendien moest een autoweg dwars door de stad worden getrokken via de Rotterdamsekaai, de Dam en Giststraat naar de Markt en weer terug via de Lange en Korte Delft. Ook toen constateerde men echter dat oude steden en autoverkeer in principe onverenigbare partners zijn.

De Inspecteur van de Volksgezondheid en Volkshuisvesting, jhr. ir. J. de Ranitz, maakte al in mei 1940 het eerste herbouwplan, dat uitging van het volledige herstel van de oude situatie. Op 1 januari 1941 begon de Stichting Herbouw Middelburg onder leiding van ir. P. Verhagen aan haar taak. Verhagen was oud-compagnon in een architectenbureau van prof. ir. M.J. Granpré Molière, die als geestelijk vader geldt van de Delftse School.

Herbouw aan de Nieuwe Burg te Middelburg, 1942. Zeeuws Archief, HTAM-B-504

Stempel van Delftse School

De aanhangers van de Delftse School stonden voor traditie, ze verzetten zich tegen ongemotiveerde vernieuwingen. Supervisor Verhagen wilde een herbouw die een harmonische eenheid vormde met de monumentale binnenstad. Verhagen koos voor volgzame ontwerpers boven eigenwijze bouwmeesters. Hij voerde zelf het welstandstoezicht uit en stelde zeer strenge randvoorwaarden. Zo mocht de perceelbreedte van een pand niet meer dan 7 meter zijn, een etalageruit niet breder dan 120 cm en waren er ook voorschriften voor de kozijnafmetingen. De niet al te opvallende gebouwen moesten zowel in bouwstijl als in kleur samenhang vertonen met de oude omringende bebouwing.

Aangenaam heterogeen

In tegenstelling tot veel naoorlogse nieuwbouw is de heterogeniteit van de panden van de Delftse School aangenaam verassend te noemen. Alle huizen verschillen van elkaar doordat Verhagen zijn architecten verbood twee naast elkaar gelegen gebouwen te ontwerpen. Er werd gezegd dat de herbouw in ‘typisch Middelburgse sfeer’ de Hollandse cultuur propageerde en daarom een vorm van verzet was tegen de bezetter. Ofschoon de Duitsers juist hun ‘Heimatarchitektur’ propageerden: bouwen in de stijl die hoorde bij de stad of streek.

Niet meer verscholen

Verhagen bleek wel bereid tot aanpassingen in het Middeleeuwse stratenplan, om zowel verkeerstechnische als esthetische redenen. De Grote Markt (7.800 m2) werd verkleind. Door de toevoeging van een nieuwe huizenrij, waar tegenwoordig winkels zijn gesitueerd zoals boekwinkel ‘de Drvkkery’, ontstond Plein 1940; bedoeld voor bussen die dan niet langer de Markt zouden ontsieren.

De Botermarkt verdween, evenals enkele kleine straatjes zoals de Korte Gortstraat en de Oude Kerkstraat. Bovendien vormden de Balans en de Lange en de Korte Burg niet langer een middellijn dwars door het oude centrum. Het resultaat: het Stadhuis en de Abdij lagen niet langer verscholen achter bebouwing.

Bezetter zet herbouw stop

De herstelwerkzaamheden kwamen echter door gebrek aan bouwmateriaal al snel tot stilstand. In de zomer van 1943 legden de Duitsers de herbouw van panden die na juli 1942 begonnen was stil. In 1941 kwamen er 6 panden gereed (het eerste was St. Janstraat 9) en waren er 96 in aanbouw. Eind 1945 waren in totaal 102 panden herbouwd en 194 in aanbouw.

De herbouwpanden van Middelburg zijn vandaag de dag nog altijd herkenbaar aan de gevelsteen van de Middelburgse adelaar, die als feniks uit de as van het vuur van 1940 verrijst. Ondanks de snelle stopzetting van de herbouw werd de architectonische basis voor het herstel gelegd tijdens de bezettingsjaren. Terwijl Rotterdam de wederopbouw aangreep om de binnenstad te vernieuwen en koos voor de architectonische stijl van het Nieuwe Bouwen, overheerste in de Zeeuwse hoofdstad een behoudende geest die gericht was op consolidatie.

Gezicht vanuit de Lange Delft op de Markt te Middelburg. Op de voorgrond een houten barak met koffiehuis ‘de IJsbeer’ . Foto: Evert Blaas, 1949. Zeeuws Archief, HTAM-B-1844

Kritiek barst los

Na 1945 barstte door de aanhangers van het Nieuwe Bouwen de kritiek los op de traditionele architectuur van de Delftse School: “Een wijze van leven en produceren wordt opgeofferd aan een Middeleeuws stedenbouwkundige opvatting. Professoren zetten zich in om van onze steden musea te maken. Professoren ontwerpen straten en pleinen met individuele geveltjes, terwijl de realiteit duidelijk toont dat de woningvoorziening gemeenschapstaak moet zijn. Professoren schrijven kleine huisjes, kleine ruitjes en smalle straatje voor, terwijl op ieder gebied een grotere schaal bezig is te ontstaan.”

Oplossing woningtekort buiten de singels

Naast de reconstructie van het centrum werden de woningtekorten bestreden door de bouw van huizen buiten de singels in de woonbuurt ’t Zand II uit 1947 en in de middenstandswijk de Griffioen uit 1948. Zowel binnen de veste als daarbuiten, werden kort na de oorlog semi-permanente noodwoningen gebouwd. Een aantal van deze Oostenrijkse houten huizen aan de Seislaan en omgeving zijn nog altijd in gebruik als woning.

Stadhuis

De belangrijkste restauraties waren die van het stadhuis en het abdijcomplex. Het gotische gedeelte van het stadhuis werd onder supervisie van H. van Heeswijk en M.J.J. van Beveren weer opgebouwd en op 18 augustus 1950 door Koningin Juliana geopend. De ingebruikname van de nieuwe administratievleugel naar het ontwerp van ir. A. van der Steur aan de achterzijde volgde enige tijd later. Het volledige herstel van het exterieur zou echter nog vele jaren vergen.

Abdijplein, 1946-1948. Zeeuws Archief, HTAM-A-0716

Lange Jan werd hoger

Het Abdijcomplex werd onder leiding van ir. H. de Lussanet de la Sablonière gerestaureerd. In 1960 werd de Provinciale Griffie gehuisvest in het nieuwe provinciehuis dat op de plek van het voormalige Hotel de Abdij kwam. Het duurde echter tot 1971 voordat alle herstelwerkzaamheden aan de Abdij waren voltooid.

De Lange Jan werd in 1955 herbouwd naar een ontwerp van de Amsterdamse architect J. de Meyer. De ‘nieuwe’ Lange Jan deed zijn naam eer aan want hij was met zijn lengte van ruim 90 meter anderhalve meter hoger dan in 1940. Het laatste belangrijke gebouw dat herrees was de St. Jorisdoelen, waarvan de replica van de voorgevel in 1970 gereed kwam.

Middelburgse sfeer bewaard

Inmiddels heeft de herbouw volgens de principes van de Delftse School steeds meer waardering gekregen. Dankzij de zorgvuldige aandacht voor het karakter van de monumentenstad wisten de architecten de Middelburgse sfeer te bewaren. De meerwaarde van de nieuwe pleinen in het centrum, waaronder Plein 1940, het Zusterplein en het Walplein is te betwisten. Jammer is dat door geldgebrek blokbouw werd gepleegd op de Rouaansekaai, de Dwarskaai en de Rotterdamsekaai. Verder is het te betreuren dat niet meer bijzondere panden zijn gerestaureerd, zoals het monumentale ‘In de Steenrotse’ of de Provinciale Bibliotheek.

Miniaturen als herinneringsmonument

Als blijvende herinnering aan het herstel van het in de oorlog verwoeste schiereiland Walcheren kreeg Middelburg een bijzonder monument. Op 25 juni 1954 opende koningin Juliana Miniatuur Walcheren aan het Molenwater. Meer dan 250 vrijwilligers hadden in 2 jaar tijd 600 maquettes op een schaal van 1 op 20 gebouwd van de meest markante gebouwen van Walcheren. Bedoeld als eenmalige attractie is het inmiddels al jaren een toeristische trekpleister van formaat. In 2009 is Miniatuur Walcheren onder de naam Mini Mundi verhuisd naar een groter terrein op het Zeeuwse Evenementen Podium aan de rand van de stad.

Abdij en stadhuis van Middelburg in Miniatuur Walcheren, 1954-1955. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata P-2922