“… ende dat argher ende meest te beclaghen is dat zy ’t volck van de schepen die zy verovert hebben over d’boort werpen, opdatter gheen clachten en zouden afcomen.”
Resolutie van 26 maart 1618
Enkele kooplieden beklagen zich over Franse zeerovers die niet alleen hun schepen overmeesteren maar ook hun bemanning laten verdrinken.
Bas de Rover, vrijwilliger bij het Zeeuws Archief, koos voor deze resolutie over Franse zeerovers. “Toen ik dit voor het eerst las, was mijn eerste reactie een brede grijns op mijn gelaat, gevolgd door een enigszins gedempte lachbui; gezien de werklocatie natuurlijk – in een archief is het bijna altijd rustig. Terwijl het eigenlijk een verschrikkelijke misdaad betreft tegen de mensheid. Misschien komt het omdat het zo lang geleden is? De meeste mensen konden niet eens zwemmen!”
Transcriptie van de volledige resolutie
De raetsheer Lodensteyn heeft den Rade aenghedient door ’t rapport van eenighe cooplieden alhier verstaen te hebben als dat eenighe Fransche roovers van Diepe, Havre de Grace ende principalick eenen van Rochelle, voerende een schip ghenaemt Le Chaperon, onder d’eylanden van de Canariën continuelick groote schade zyne doende met rooven ende plonderen ende dat argher ende meest te beclaghen is dat zy ’t volck van de schepen die zy verovert hebben over d’boort werpen, opdatter gheen clachten en zouden afcomen. Waerop gheresolveert is de Hoog Moghende heeren Staten-Generael daeraf te adverteren, teneynde dezelve ghelieve in deliberatie te legghen oft niet gheraden en ware tenminsten een van de oirlochschepen die na de custen van Barbariën zullen ghesonden worden te belasten hem te begheven na de Canariën om de voors. roovers (die men verstaet cleyne schepen met weynich gheschut te hebben) te gaen zoecken ende zoo ’t doenlick zy te achterhalen ende ’tselve ghedaen zynde na de vlote te keeren.