“… Carterwyck […] heeft […] hem in den voors. Collegie geïntrudeert, sonder van daer te willen scheyden, nyettegenstaende verscheyden bevelen tot drymael …”
Resolutie van 4 september 1586
Ene Thomas Cartwright presenteert zich met een aanstellingsbrief van de graaf van Leicester als nieuw bestuurslid, tot de stomme verbazing van de aanwezige bestuursleden. Tevergeefs eisen zij zijn vertrek uit de vergaderzaal.
Vermakelijke én ongemakkelijke situatie
Ad Berends, vrijwilliger bij het Zeeuws Archief, herinnert zich de resolutie over Cartwright goed, vanwege het vermakelijke en ongemakkelijke van de situatie. “Op 4 september 1586 verscheen ene Thomas Cartwright (in de resolutie geschreven als Carterwyck) in de vergadering van de Gecommitteerde Raden van Zeeland en presenteerde een aanstellingsbrief waarbij graaf Leicester hem had benoemd tot buitengewoon raadsheer in de Admiraliteit in Zeeland.”
“De heren waren stomverbaasd en stelden vast dat de benoeming in strijd was met de privileges van Zeeland en met de toen geldende Instructie van de Staten-Generaal. Ze besloten Cartwright niet toe te laten en hun bezwaren te melden aan graaf Leicester. Ze gaven Cartwright de benoemingsbrief terug en verzochten hem de nadere beslissing van Leicester af te wachten.”
‘acte van refuys’
“Cartwright was kennelijk niet onder de indruk en stapte een week later binnen in de vergadering van de Admiraliteit, waar hij voor het merendeel dezelfde heren zag als de week tevoren, maar nu met de pet (hoed) van raad ter Admiraliteit op. De heren verzochten Cartwright te vertrekken, maar hij weigerde.”
“Cartwright wenste eerst een verklaring zwart op wit dat hij niet werd toegelaten, een ‘acte van refuys’. Tot driemaal toe maanden de heren hem de kamer te verlaten, opdat zij hun werk konden voortzetten. Cartwright bleef koppig staan, waarna de heren van de Admiraliteit geen andere oplossing zagen dan hun vergadering op te heffen en zelf dan maar de kamer te verlaten. Bij wijze van ‘acte van refuys’ kreeg de Engelsman een exemplaar van onderstaande resolutie van 11 september 1586.”
Daad van politiek verzet
“Het voorval is niet alleen vermakelijk, maar ook politiek interessant. Op 26 juli 1586 had Leicester een Instructie op de Admiraliteiten vastgesteld, waarin ondermeer aan hem de bevoegdheid werd verleend leden van de admiraliteitscolleges te benoemen. Dat de heren in Zeeland de benoeming van Cartwright weigerden te accepteren, was dus een opmerkelijke daad van verzet.”
“Leicester heeft het er kennelijk bij laten zitten, want we komen Cartwright in de annalen van de Admiraliteit verder niet tegen. Leicester keerde een paar maanden later terug naar Engeland en werd in 1587 door koningin Elizabeth definitief teruggeroepen uit de Nederlanden.”
Transcriptie van de volledige resolutie
Alsoo Thomas Carterwyck op den IIIIen septembris lestleden in de vergaderinge van de Gecommitteerde Raeden van Zeelant ten bywesen van eenige van de Staten geëxhibeert hadde zekere commissie by Zyne Excellencie hem vergundt om beneffens ons in den Raedt van der Admiraliteyt te mogen vaceren als raedt supernumerael ende dat de voors. Staten ende Raeden, daerop gelet hebbende ende bevindende deselve commissie soovele den persoon van denzelven Carterwyck aengaet te wesen tegens den privelegiën van den lande ende contrarie d’instructie by den Generaele Staten aen den heeren van de regieringe gegeven, namentlick op ’t poinct van der Admiraliteyt, hadden raetsaem gevonden van alle dese Zyn Excellencie te verwittigen ende daerom nyet goetgevonden denselven by ons geadmitteert te worden, hem nyettemin doende restitueren zyne commissie, die hy daernaer in ons Collegie geëxhibeert heeft, versoeckende uuyt crachte van dien by ons als mederaedt erkent ende ingelaten te werdene, daerop wy hem vertoocht hebben de voors. swaricheyt van de Staten ende raeden ende dat hy de patiëntie zoude willen hebben tot ’t voors. advertissement aen Zyne Excellencie gedaen. Daermede deselve Carterwyck hem wel behoorde gecontenteert te hebben, sonder yet voorders te attenteren, heeft nochtans op den elfsten deser hem in den voors. Collegie geïntrudeert, sonder van daer te willen scheyden, nyettegenstaende verscheyden bevelen tot drymael aen hem, soo vanwegen den Raeden van Zeelandt als van onsentwegen gedaen, oft tenwaere (zoo hy eyndelinge verclaerde) hem verleent werde acte van refuys. Ende hoewel hem deselve acte te scheyden van den Collegie werde belooft omme ’t houde van de rolle daermede wy besich waeren nyet t’interturberen en heeft nochtans alsnoch nyet willen vertrecken sonder deselve eerst ende alvooren in handen te hebben, sulcx dat wy om voordere confusie te weeren genootsaect zyn geweest uuten Rade te vertrecken, partyen uuyt te stellen ende den ordinairen rechtdach te verleggen ende hem dese tegenwoirdige te verleenen.