Alleen op Spitsbergen, 1926-1928

Sjef van Dongen verhuisde met zijn ouders, zussen en broers in 1923 naar Spitsbergen. Zijn vader werkte er voor een Nederlandse steenkolenmijn en ook Sjef kreeg er een baan. Toen de mijn dichtging, bleef Sjef met enige medewerkers achter. Het leven op Spitsbergen was eenzaam.

Nadat zijn ouders, zusjes en broertjes in het najaar van 1926 terugreisden naar Nederland (zij vestigden zich in Arnhem), begon voor de 17-jarige Sjef een eenzame periode. Want niet alleen zijn familie, maar bijna alle werknemers van Nespico met hun gezinnen verlieten Barentsburg. Het dorpje bleef uitgestorven achter. En aangezien de elektriciteitscentrale niet voor de enkele overblijvers in bedrijf kon blijven, waren zij aangewezen op petroleumlampen en –kachels.

Achterblijvers in Barentsburg

Sjef kwam het meest over de vloer bij de Duitse familie Kief. Van dit kinderrijke gezin trok hij het meest op met de oudste dochters, die veel jonger dan Sjef waren.

Archief Sjef van Dongen, inv.nr 10

Zijn vriendenkring was klein en bestond behalve de familie Kief uit de Deense ingenieur Louis Varming, Johansen en de familie Dahl. Sjef is de enige Nederlander op Spitsbergen, overdag sprak hij Noors en Duits.

In september 1926 raakte Barentsburg dus uitgestorven. In die maand werden de dagen snel korter totdat in november de zon niet meer opging. Er was geen verschil tussen dag en nacht en dat bleef zo tot halverwege februari. Dan kwam de zon kort boven de horizon en daarna elke dag 20 minuten langer totdat de zon in de zomermaanden niet meer onderging. Dat is de midzomernachtzon.

Afgesloten van de wereld

De eenzaamheid was groot, en ook Sjef die toch een zonnig en opgeruimd karakter had, had het er moeilijk mee. In de winter was het eiland verstoken van post en ander nieuws. Sjef was geen schrijver, maar werd het op Spitsbergen wel. Zijn brieven aan zijn familie zijn bewaard gebleven en daardoor weten we hoe de dagen er in de winter van 1926-1927 er voor hem uitzagen.

Veel feesten

De achterblijvers in Barentsburg stonden laat op, werkten van 11 tot 5 uur en gingen dan samen bridgen, of bij elkaar op visite. Bij elke denkbare gelegenheid werd een ‘feest’ gegeven, waarbij lekker gegeten werd en gedronken.

De feesten duurden vaak tot diep in de nacht en na enige tijd was Sjef het beu. Steeds dezelfde mensen, die elkaar geen nieuws te vertellen hadden. Er werd veel gedronken, maar, zo verzekerde hij zijn moeder “heusch ma ik beloof U dat ik nooit te veel zal drinken en ik heb het behalve op dat bierfeest ook nog nooit gedaan”. “Je staat verstomt als je ziet wat d’r opgaat. B.v. zaterdagavond. 2,5 fl Whisky, 3 fl. witte wijn, 1 fl. port, 1fl. cognac en ongeveer 0,5 fl. likeur. En dat verdeeld over 7 man (Kief, Johansen, Dahl, ik, Fr. J. [Frau Johansen], Fr. K. [Frau Kief] en Stine [Kief]).”

Aardedonker

De weersomstandigheden waren in januari 1927 wisselend 30-34 graden onder nul tot 1 graad boven nul. Soms bevroren zelfs de thermometers.
De zon liet zich dag en nacht niet meer zien, het was aardedonker in het dorp. Omdat de elektriciteitscentrale vanwege het beperkte aantal overblijvers was stilgelegd, was er geen straatverlichting. Sjef schreef: “We hebben nu alle zoo’n stormlantaarn waar we mee naar buiten gaan, zoodat je ieder ziet loopen. We kennen elkaar aan de lampen. Wegen zijn er natuurlijk niet, je gaat overal tot aan je knieën in de sneeuw”. “Zoover als men kijken kan, is alles ijs en sneeuw. Heel de Green Harbour en heel de IJsfjord is dicht gevroren.”

Green Harbour dichtgevroren, Spitsbergen. Archief Sjef van Dongen inv.nr 10

Kostwinner van het gezin

In zijn brieven aan zijn ouders klinkt de heimwee. Hij miste zijn ouders en broers en zussen (Frans, Gerard, Jeanne en Lies) en zijn vrienden verschrikkelijk. “Ik wou dat ik een verrekijker had die zoo sterk was dat ik eens naar huis kon kijken.” Maar hij hield zich groot, in de wetenschap dat zijn inkomsten van levensbelang voor het gezin waren. Daarom speet het hem dat hij niet beter zijn best had gedaan op school. Dan had hij misschien een betere baan gekregen. Zijn kostwinnerschap kreeg in december 1927 een officiële status, met een vrijstelling van militaire dienst om deze reden.

Ik wou dat ik een verrekijker had die zoo sterk was dat ik eens naar huis kon kijken

Omdat er geen berichten uit de buitenwereld binnen kwamen, werd de normale dagelijkse routine tot in de details besproken. Een afwisseling in de monotone dagelijkse gang van zaken waren de uitjes bij goed weer, bijvoorbeeld met de familie Kief en Dahl met de paardenslee naar de telegraafpost ‘Radio’, waar bridge werd gespeeld.

Spitsbergen. Archief Sjef van Dongen, inv.nr 10

Na de grote uittocht van werknemers was er ook geen kapper meer in Barentsburg. Daarom knipte Johansen Sjefs haar – “het is wel niet bijzonder elegant geworden”, schreef Sjef.

Heimwee

Aan het einde van de winter raakten de voorraden op. Sjef schreef zijn ouders dat het vlees bijna op was en melk en boter op rantsoen te verkrijgen waren. Dat was niet vreemd, want er werd niet zuinig met de proviand omgesprongen. Sjef: “B.v. hier gebruikten ze elken dag 1 Kg boter. Met de drie kerstdagen hebben we 5 Kg suiker gebruikt, enz.”

Sjef miste het eten van zijn moeder. “Toch Ma is het eten in de verste verte niet zooals het thuis was. Fr. [Frau] Kief kan niet koken. Koek is pudding enz.” Meteen voegde hij eraan toe: “Maar dat is niet erg, als jullie het maar goed hebben, wil ik het nog voor veel minder doen. Ik heb jullie al zorgen genoeg gemaakt.”

Mennen van sledehonden

Wanneer de mogelijkheid zich voordeed maakte Sjef jacht op vossen, zeehonden en ijsberen. “Als we nu naar Radio gaan nemen we steeds wapens mee. Een derde beer zal ons niet ontsnappen.” De vacht van de dieren zou een mooie aanvulling op zijn salaris betekenen.

Sjef houdt zich verder bezig met kleine reparaties in huis, als het weer goed is langlaufen (‘ski lopen’) of eropuit met de hondenslee. Ook zorgt hij voor de honden en traint ze voor zover dat mogelijk is.

Honden zijn onontbeerlijk voor het leven in de winter op Spitsbergen, aldus Sjef. Hij wist niet precies om welke rassen het gaat, maar vermoedde dat de honden afstamden van de exemplaren die de ontdekkingsreiziger Amundsen uit Groenland had meegebracht. De honden eten alles, volgens Sjef, maar vooral vlees. Ze hebben een groot uithoudingsvermogen en kunnen twee tot drie dagen trekken zonder te eten. Van jongs af aan worden de dieren aan het span gewend. Ze leren snel van de honden die rechts en links van ze zijn ingespannen. Meestal gaat een skiër voorop en geeft de richting van de hondenslee aan.

De hondensleeën in Sjefs tijd waren lang, breed en laag. Om ze zo beweeglijk mogelijk te maken werden de hondensleeën bijeengebonden met riemen en niet gespijkerd. Met dit model reisden ook de grote onderzoekers als Amundsen en Scott. De sleeën sloegen niet snel om.

Gemiddeld kon een hond 50 kg trekken, bij diepe sneeuw veel minder, bij een goede ondergrond wel 100 kg of meer. Paarden waren in gebruik op ijsvlakten en de met sneeuw aangestampte wegen. Op expedities waren paarden onbruikbaar, wegens het te kort aan drinkwater onderweg evenals het gebrek aan een droge stalling.

Voor het eerst de zon

Halverwege februari 1927 zagen de inwoners voor het eerst weer de zon. In april van dat jaar was het weer goed; overdag 15-20 graden onder nul – “Het is dus prachtig weer voor expedities”. Sjef ging met de hondenslee nar Colesbay, Kaap Morton in de Braganzabay en Adventbay.

Voortbestaan Nespico onzeker

Voor de overgebleven werknemers brak een onzekere tijd aan. Zou de Nespico stoppen? Er kwam nauwelijks informatie vanuit Rotterdam, waar het bedrijf was gevestigd. Sjef vreesde voor zijn baan. Toch kon hij blijven, maar wel werden de salarissen verlaagd. Sjef verdiende 125 gulden per maand, waarvan hij 100 overmaakte naar zijn familie in Arnhem.

Zorg voor de honden

De familie Kief (Frau Kief en alle kinderen) ging naar huis in de zomer van 1927, terwijl Frau Johansen naar Barentsburg kwam. Sjef ging na het vertrek van de Frau Kief en kinderen samen met Kief in een huis wonen. Gelukkig bood Frau Johansen aan zijn kleren te wassen…. Vanaf september kreeg Sjef de verantwoordelijkheid voor het verzorgen van het paard, de 19 honden en twee ganzen.

Bezoek in de zomer van 1927

Bezoek was er in de zomer van 1927 van tal van wetenschappers, een gezelschap bestaande uit een Engelse of Amerikaanse schilder, een Egyptische ‘prinses’ en een gezelschapsdame.

Spitsbergen. Archief Sjef van Dongen, inv.nr 10

Ook de luxe passagiersstomers, w.o. de Nederlandse Geldria, brachten Sjef aangename afwisseling. Gedurende een dag of drie of zolang het schip bleef liggen, ging hij aan boord om de passagiers te vertellen over het leven op Spitsbergen. Sjef was een graag geziene gast, en het bezoek leverde hem (gelukkig) meer post op.