Het eerste bezoek van koning Willem II aan Zeeland, in augustus 1841, is groots gevierd. Maar liefst 4 dagen verbleef de koning in de provincie, waarvan 3 op Walcheren. Naast festiviteiten bood het programma aandacht aan de armen en de werkverschaffing.
Willem Frederik George Lodewijk van Oranje-Nassau werd koning toen zijn vader koning Willem I op 7 oktober 1840 afstand deed van de troon. De inhuldiging gebeurde in november van dat jaar. Daarna volgden tot in 1842 bezoeken door heel het land.
3 dagen Walcheren
Zeeland was in 1841 aan de beurt. Het koninklijk bezoek stond op stapel voor 23 tot en met 26 augustus 1841. Gedurende 4 dagen bezocht de koning de steden Middelburg, Vlissingen, Goes en Zierikzee en tal van dorpen, de meeste op Walcheren. Drie dagen van het zoek speelde zich af in en rond de hoofdstad. De koning kwam zonder zijn echtgenote, Anna Paulowna Romanov, grootvorstin van Rusland en koningin van Nederland.
Aankomst per stoomjacht
Koning Willem II arriveerde 23 augustus 1841 met het koninklijke stoomjacht de Leeuw te Middelburg, waar het jacht werd afgemeerd aan de Rotterdamse Kaai. Een erewacht bestaande uit 26 ruiters, met de stadssecretaris aan het hoofd, begeleidde de vorst naar het abdijplein.
Een deel van de schutterij en het muziekkorps maakte ook deel uit van de stoet. De overige schutters stonden langs de af te leggen route. Verder liepen de werklieden van het Sint Jorisgilde mee. De koning reed samen met de gouverneur van Zeeland en de burgemeester van Middelburg in een caleche. In andere koetsen zaten de leden van het stadsbestuur en het gevolg van de koning.
120 armen en wezen
Overal in de stad waren erepoorten opgericht, waar de stoet telkens onderdoor reed. In de Langedelft stond een ereboog voor de stadsarmen- en weesschool. Aan weerszijden van de boog prijkte het getal 120, het aantal kinderen dat onderwijs in de school genoot. De stoet hield stil en de 120 armen en wezen zongen een speciaal voor de koning geschreven lied. Een wees overhandigde daarna een met pen versierd gedrukt lied aan de koning.
Twee exemplaren van de huldezang zijn bewaard gebleven in het Zeeuws Archief. Het eerste is een goedkoop drukwerkje, het tweede een luxe uitgave in goud gedrukt en voorzien van een groene omslag met gouden opdruk.
Grondwettelijk voorgeschreven hulde
In de abdij ontving de koning een afvaardiging uit de Provinciale Staten: jhr Mr. J.C. Schorer van de Souburgen, Mr. M.C. de Crane en J.H. Verschoor van Nisse. De drie heren overhandigden de koning de akte van hulde. Deze werd voorgeschreven bij artikel 54 uit de grondwet. “Een meesterstuk van calligraphie”, aldus een verslaggever van de Middelburgsche Courant. Een hulponderwijzer uit Domburg, G.H. Kesteloo was de maker.
Het document op perkament werd aangeboden in een zijden, rijk geborduurde ‘Nassau’-blauwe portefeuille met gouden afhangende kwasten. Aan jhr Mr. Johan Cornelis Schorer kwam ‘als eerst benoemd lid van de commissie’ de eer toe de akte daadwerkelijk te overhandigen, zoals hij trots eigenhandig noteerde achter op de tekst van zijn toespraak.
Uit het bezit van lid van de commissie J.C. Schorer
Papieren van jhr mr J.C. Schorer over het bezoek van de koning zijn bewaard gebleven in het Archief Familie Schorer, inventarisnummer 322. Hieronder zijn stukken over het opstellen van de akte van hulde aan Koning Willem II, maar ook uitnodigingen en kranten met verslagen over het bezoek.
www.zeeuwsarchief.nlMastklimmen en calicotfabriek
’s Middags was er tijd voor volksvermaak. Op de Markt in Middelburg was daartoe een hoge mast geplaatst. Wie bovenin de mast wist te klimmen, won een prijs. “Eenige varensgezellen en nog ettelijke andere personen behaalden, tot algemeen genoegen, de daarvoor, door het Stedelijk Bestuur, ten geschenke bestemde Prijzen”, aldus de Middelburgse Courant.
Die eerste dag legde de koning een reeks van bezoeken af: aan de Middelburgse Commercie Compagnie, de stedelijke calicotfabriek (weverij) van G. en H. Salomonson en aan de verzameling van oudheden in de vierschaar van het stadhuis te Middelburg. De dag werd besloten met een feestelijk diner en een rijtoer door de ‘geïllumineerde’ stad.
De koning bracht de nacht door in de abdij, de Kroonprins bij de burgemeester van Middelburg, jhr Paspoort van Grijpskerke; prins Alexander bij jhr J. van Reigersberg Versluijs en prins Hendrik bij jhr B. de Jonge.
Ringrijden en calicotfabriek
Dag 2 stond in het teken van de dorpen op Walcheren. Per gemeente vergezelde een erewacht de koning op zijn tocht via Brigdamme en Serooskerke naar het badpaviljoen in Domburg. Telkens werd hij door de burgemeester ‘eerbiedig’ begroet.
In Domburg bracht hij bezoeken aan het badpaviljoen en aan de lokale calicotfabriek van G. en H. Salomonson. De heren Salomonson bezaten ook een fabriek in Westkapelle en deze vereerde de koning eveneens met een bezoek. Verder bezichtigde hij in Westkapelle de dijk en de werkzaamheden daaraan, en was hij toeschouwer bij het ringrijden.
Thé dansant
De dag werd in Middelburg afgesloten met vuurwerk voor de inwoners en een thé dansant voor de hoge gasten.
Het thé dansant was thuis bij burgemeester Paspoort van Grijpskerke en was zoals de Middelburgsche Courant vernam ‘zeer luisterrijk’: “Z.M. en de Prinsen hebben hetzelve tot 11 ure met hunne hooge tegenwoordigheid vereerd; eene zeer aanzienlijke vrouwenschaar was aldaar vereenigd, welke aan Z.M. is voorgesteld en waarmede de Koning zich minzaam heeft gelieven te onderhouden; de toiletten der dames waren rijk en prachtig; met eenigederzelve behaagde het HH. KK. HH. deel te nemen aan den dans.”
Aankomst 3 prinsen
Dag 3 arriveerden de kroonprins Willem en de prinsen Hendrik en Alexander en hun gevolg met het koninklijke stoomjacht de Leeuw te Middelburg. Het koninklijke gezelschap verzamelde zich op de abdij, waarna het via Groot-Abeele en Oost-Souburg afreisde naar Vlissingen.
Onthulling
In de havenstad werd de koning met 51 kanonschoten ontvangen. Na de bezichtiging van tal van historische plaatsen in de stad en het bijwonen van een muziekuitvoering en voordracht, toog het gezelschap naar de onthulling van het standbeeld van Michiel de Ruyter, een in gietijzer uitgevoerd ontwerp van Roijer.
Een ontroerde verslaggever van het Algemeen Handelsblad meldde over de onthulling: “Dat oogenblik te beschrijven is onmogelijk; de bewijzen van vreugde, bewondering, aandoening en vaderlandslievend gevoel, die zoo rein uit ieders hart opwelde, laten zich niet in woorden eener taal kleeden.” Daarna volgde een huldeblijk aan de vlootvoogd door de marine. Na afloop ontvingen alle hoge gasten een penning als aandenken.
Vervolgens bracht de koning een bezoek aan de tentoonstelling van Zeeuwse schilderijen en oudheden en kocht hij voor zijn eigen verzameling een schilderij van A. Wulffaert uit Goes dat De Ruyter’s heldendood voorstelde.
Voor de inwoners was er ‘boegsprietlopen’ en ‘palingbijten’ georganiseerd.
Het koninklijk gezelschap maakte op de terugreis een tussenstop te Oost-Souburg, bij de buitenplaats Schoonenburg van de heer Paspoort van Grijpskerke, burgemeester van Middelburg.
Zuid-Beveland en calicotfabriek
Maar liefst 3 dagen van het vier dagen durende bezoek bracht de koning dus door op Walcheren. Dag 4 verlieten koning en prinsen het eiland om de steden Goes en Zierikzee te bezoeken. Zij werden door de maritieme erewacht uit Vlissingen in een versierd scheepje (barkas) het Sloe overgeroeid naar Zuid-Beveland.
Via ’s-Heer Arendskerke, Wissekerke en ’s-Heer Hendrikskinderen ging het naar Goes, waar het gezelschap een twee uur doorbracht. Daarna werd de tocht vervolgd naar Wilhelminadorp (met een vestiging van de calicotfabrieken van de heren G. en H. Salomonson) en vervolgens naar het Goese Sas, waar het koninklijke jacht de Leeuw lag te wachten. Per jacht werd Zierikzee bereikt.
Zierikzee en calicotfabriek
De stad Zierikzee wist pas 3 dagen dat de koning een bezoek wilde brengen. Toch waren alle straten uitbundig versierd en waren diverse erepoorten opgericht.
De koning bezocht er eerst enige scheepswerven en trad daarna de nieuwe vestiging van de calicotfabrieken van G. en H. Salomonson – “alwaar Zijne Majesteit […] zich omringd zag van eene talrijke schaar behoeftigen, aan welke de Nijverheid werk en brood verschaft’, en die hunne vreugd over ’s Konings bezoek dankbaar uitdrukten, zoodat deze nuttige Inrigting, met blijkbaar welgevallen door den Koning bezigtigd, dan ook bij vernieuwing in Hoogstdeszelfs belangstellende bescherming kon worden aanbevolen”.
Aan het einde van die dag, 26 augustus 1841, vertrok het koninklijk gezelschap met het koninklijk jacht. Op naar de volgende provincie.
Bronnen
- Gedenkboek der inhuldiging en feesttogten van Zijne Majesteit Willem II, 1840-1842, p. 309-330.
- Middelburgsche Courant, 24, 26, 28, 31 augustus 1841 – Krantenbank Zeeland van de Zeeuwse Bibliotheek
- Algemeen Handelsblad, 31 augustus 1841 – Zeeuws Archief, Archief Familie Schorer, inv.nr 322