Het stadsrecht van 1217 werd aan Middelburg verleend door Johanna van Constantinopel, gravin van Vlaanderen en Willem I, graaf van Holland. Wie waren zij en waarom oorkondden ze gezamenlijk?
De graven van Vlaanderen en Holland betwistten elkaar van het begin van de 11e eeuw tot het begin van de 14e eeuw over het rechtsgebied Zeeland Bewestenschelde. Dat zijn de eilanden ten zuiden van de huidige Oosterschelde.
Twee zegelaars
Het verdrag van Brugge maakte in 1167 voorlopig een eind aan de ruzies. Vanaf die tijd tot 1256 voerden de graven van Holland en Vlaanderen gezamenlijk de heerschappij over het Zeeland Bewesten Schelde. Vanwege dit zogenoemde condominium (gedeelde soevereiniteit, twee herigheid) traden zij beide op als zegelaars bij het stadsrecht van 1217.
Johanna, gravin van Vlaanderen
Johanna van Constantinopel (ca. 1199/1200-1244) was gravin van Vlaanderen en Henegouwen. Op jonge leeftijd verloor ze haar beide ouders, Boudewijn van Vlaanderen en Henegouwen en Maria van Champagne.
Johanna’s vader was na het eind van de Vierde Kruistocht (1202-1204) gekroond tot keizer van Constantinopel en stierf korte tijd later. Na het overlijden van haar ouders werd Boudewijns broer, markgraaf Filips I van Namen, benoemd tot regent over Vlaanderen en Henegouwen en voogd van de minderjarige Johanna en haar jongere zus Margaretha.
Johanna huwde in 1212 met Ferrand van Portugal. Twee jaar later werd haar man gevangen genomen en regeerde Johanna dertien jaar lang alleen. In die periode verleende ze ook stadsrechten, onder meer aan Middelburg in 1217.
Tijdens haar bewind moest ze verschillende keren het hoofd bieden aan mensen die op haar troon uit waren. Desalniettemin bloeide de economie tijdens haar regeringsperiode en nam de welvaart van de steden in Vlaanderen toe. Het echtpaar kreeg een dochter die op jonge leeftijd stierf.
Na het overlijden van haar echtgenoot in 1233 huwde Johanna met Thomas van Savoye. Dit huwelijk bleef kinderloos. Na haar overlijden in 1244 werd Johanna opgevolgd door haar zus Margaretha.
Willem, graaf van Holland
Willem I (ca. 1175 – 4 februari 1222) was graaf van Holland. Hij groeide op in Schotland bij familie van zijn moeder, Ada van Schotland. Samen met zijn vader, graaf Floris III, ging hij in 1189 op kruisvaart. Zijn vader sneuvelde een jaar later en Willem werd op zijn terugtocht gevangen genomen.
Na zijn terugkeer kreeg hij ruzie met zijn oudere broer Dirk, die hun vader als graaf van Holland was opgevolgd. Nadat de broers de ruzie hadden bijgelegd kreeg Willem het bestuur over het graafschap Midden-Friesland.
Willem huwde in 1197 met Aleid van Gelre. Na het overlijden van zijn broer Dirk maakte Willem aanspraak op het graafschap Holland. Om dat in handen te krijgen nam hij zijn nichtje Ada, de enige erfgenaam van Dirk en dus diens opvolgster, gevangen en stuurde haar naar Engeland. Dat leidde tot de Loonse oorlog, die werd uitgevochten tussen Lodewijk van Loon, de man van gravin Ada, en Willem. Bij de vrede in 1206 werd Holland werd verdeeld: Willem kreeg de Zeeuwse eilanden en het zuidelijke deel van Holland. Pas in 1213 werd Willem graaf van heel Holland.
Tijdens Willems bewind werd een aanvang gemaakt met het systematische aanleggen van dijken in Holland en het werd het Spaarne afgedamd. Willem verleende in die periode ook stadsrechten, onder meer aan Middelburg in 1217.
Later dat jaar nam hij deel aan de Vijfde Kruistocht. Toen zijn echtgenote bij thuiskomst in Holland bleek te zijn overleden, huwde Willem met de weduwe van keizer Otto IV. Na zijn overlijden in 1222 werd Willem als graaf van Holland opgevolgd door zijn oudste zoon Floris.
Stadsrechten
Tegenwoordig wordt onder steden verstaan: “Nederzettingen met binnen bepaalde regio’s centrale functies op bestuurlijk, kerkelijk, cultureel en bovenal economisch gebied. (…) Het bezitten van een eigen stedelijk recht, dat op de stedelijke samenleving was afgestemd en afweek van het in de omgeving geldende landrecht, kon voor de ontwikkeling van een plaats heel gunstig zijn.” (Henderikx 2012).
“Het stadsrecht omvatte bepalingen met betrekking tot orde en veiligheid in de stad, straf- en procesrecht of voorschriften op economisch gebied.” (Henderikx 2012).
Concreet zijn dat bijvoorbeeld het recht op eigen wetgeving en rechtspraak, het recht op belastingheffing, het recht om een stad te voorzien van grachten en muren en het recht om (jaar)markt te mogen houden.
Middelburg ouder dan 800 jaar
In 2017 vierde Middelburg 800 jaar stadsrechten. De keur uit 1217 is het oudst bekende stadsrecht van Middelburg en bevat voornamelijk artikelen over de rechtspraak. Middelburg is veel ouder dan 1217.
De nederzetting Middelburg is ontstaan vanuit een ringwalburg die in de 9de eeuw werd opgeworpen als verdediging tegen de invallen en plunderingen van de Noormannen. De nederzetting groeide uit tot een handelsplaats en was al in de 11e eeuw een belangrijke havenplaats.
De plaats wordt voor het eerst vermeld in 1103 als “Mitthelburgensis portus” door abt Thiofried van Echternach in zijn ‘Vita sancti Willibrordi’. Hierin is een beschrijving van Zeeland Bewesten Schelde (de eilanden tussen Ooster- en Westerschelde) opgenomen. Portus betekent hier: havenplaats, handelsnederzetting.
De portus Middelburg kon uitgroeien tot stad door de verlening van voorrechten, ook wel privileges of keuren genoemd. De oudste overgeleverde tekst van een Middelburgse keur is die uit 1217. Mogelijk zijn er eerdere voorrechten verleend, wellicht al in de twaalfde eeuw, maar de teksten hiervan zijn niet bekend. Dus 1217 wordt al sinds eeuwen aangehouden om het bestaan van Middelburg als stad te vieren.
Bronnen
Zie de bronvermelding bij het Zeeuwse verhaal Het stadsrecht van Middelburg uit 1217.