Jacob Hendrik Schorer woonde met zijn gezin in het stadspaleis De Commanderij achter de Oude Kerk. Sinds 2000 is hier het Zeeuws Archief ondergebracht en heet het pand Van de Perrehuis, naar zijn bouwheer, Johan Adriaen van de Perre. Tegenwoordig heet de straat Hofplein, naar het gerechtshof dat sinds 1830 in het pand was gehuisvest.
Bij Schorer zijn rechtstreekse berichten over zijn woonhuizen slechts spaarzaam voorhanden. Met zijn gezin bewoonde hij het huis De Commanderij achter de Oude Kerk, het latere Hofplein. Schorers tweede echtgenote, Johanna Maria van den Brande, erfde het voorname pand van haar tante Jacoba van den Brande (1735-1794), de weduwe van Adriaen van de Perre (1738-1790). Zij hadden stadspaleis laten bouwen. Het echtpaar Van de Perre-van den Brande was kinderloos gebleven en Jacoba liet het pand na aan haar nichtje.
Het gezin Schorer verbleef ook regelmatig op de buitenplaats Toornvliet, even buiten Middelburg aan de weg naar Koudekerke. Deze buitenplaats was in 1793 vererfd op Schorers tweede echtgenote Johanna Maria van den Brande. Het werd haar toegescheiden uit de nalatenschap van haar moeder, Suzanna Maria Tresel Bevers.
De koning in De Commanderij
Van Schorers officiële ontvangsten is alleen een kort bericht van een bezoek van koning Lodewijk Napoleon aan het huis overgeleverd. De wijnkoopman Hendrik Brouwer (1769-1817) was in 1809 een van de genodigden, en in zijn dagboek schrijft Brouwer daarover het volgende:
“Vrijdag den 12 mei heb ik van 8 uuren geassisteerd ter assemblé van de Heer Burgemeester Schorer en vrouw, in zijn huis agter de Oude Kerk aldaar gehouden in 3 agter een volgende zalen, geschikt op een 1ste, 2de & 3de rang. Mijne standplaats aangewezen zijnde in de 2de zaal, had ik mij bij een daar staande sofa gehouden. Toen Zijne Majesteit aldaar de dames kwam begroeten zette hij zich op de sofa neder. Hij was geretourneerd van een tour door het eiland over Westcapelle en in een opgetogene houding hoorde ik hem zeggen: ‘J’ai trouvé un pais superbe.’ Waarop de dochter van de collonel Gradmann de indelicatesse hadde van te repliceren: ‘Oui Sire! Mais cest dommage quil est mal sain.’ Ik zag daar op duidelijk aan het gelaat van Z.,M. dat hem zulk een bescheid ongevallig was om te moeten hooren.” (Genealogie van de familie van Brouwer. Zeeuws Archief, Archief Brouwer, inv.nr. 1. Deels uitgegeven in: Journaal van een wijnkoper – Belevenissen van Hendrik Brouwer (1769-1817) door Peter Sijnke, 1995, 27).
Engelsen over de vloer
Nog geen jaar later werd Schorer met vijandig Engels bezoek geconfronteerd. Daarvan meldt hij zelf in zijn dagboek dat hij het eerste detachement Engelsen gezien heeft vanuit de “Ontbijtkamer boven” (Dagboek Schorer, 1 augustus 1809), maar onduidelijk is, of dit bericht zijn buitenplaats Toornvliet aan de rand van de stad, of het huis De Commanderij betreft. Datzelfde geldt voor de meeste berichten die volgen. Zoals op 18 augustus wanneer wordt opgetekend: “Lord Charham dineerde aan mijn huis, bij mijn generaal Brownrigg.” Dat was daags na de verovering van het eiland Walcheren door de Engelse troepen. Ook diverse berichten over inkwartieringen volgen, zoals op 24 oktober 1809: “Generaal Down [. . . ] logeert bij mij met zijn vrouw, een meid, 2. knegts en 2. paarden.”
Inkwartiering
Op 27 december 1809 was het vervolgens de “Hollandschen generaal Everts die bij mij logeerde.” Logeerde… een nogal eufemistische uitdrukking voor een inkwartiering van vijftig man! Die inkwartieringen doen Schorer uiteindelijk ook uit zijn vel knappen. Op 1 februari 1810 noteerde hij althans in zijn dagboek: “Terwijl ik op stadhuis bezig was, kwam men mij zeggen dat 17 man bij mij in huis waren. Ik ging er dadelijk naar roe, vond ze in ’t sallon, liet haar genever en bier geven. Ik ging naar den general Gilly en beklaagde mij zeer.”
Schorer was des te furieus omdat zijn vrouw toen zes maanden zwanger was en sterk op haar gezondheid moest letten. Het voorval bracht Schorer tot de eerlijke bekentenis: “Ik heb nooit gedagt dat ik valsch kon wezen. Ik meen dat het mijn karakter niet is. Maar ik voel, dat ik het leeren zoude.” (Dagboek Schorer, 1 februari 1810).
Bruiloft in De Commanderij
Berichten over Schorers privé-gebruik van het huis zijn uiterst schaars. Zeker, zijn oudste dochter trouwde er in 1810, maar daarvan registreerde hij in zijn dagboek vooral dat een van de betrokken koetsier bij die gelegenheid een been brak en dat hij daar zeer door aangedaan was. Voor het overige moeten we genoegen nemen met de wel uiterst korte notitie: “bruiloft aan mijn huis.” (Dagboek Schorer, 27 april 1810).
Of er met het oog op dat huwelijk een ereboog bij het huis was opgetrokken, vermeldt de historie niet. Zeker is dat er één stond, want in verband met het naderende bezoek van de Keizer maakte Schorer de notitie dat de Ereboog “van mijn huis op de varkensmarkt werd geplaatst.” (Dagboek Schorer, 9 mei 1810).
Wintertuin achter De Commanderij
Het laatste bericht tenslotte waarbij het huis met een privé-liefhebberij van de Schorers in verband kan worden gebracht, dateert uit de periode van de rechtbank. Een van de rechterlijke functionarissen heeft aan het eind van zijn ambtelijke loopbaan in het gebouw zijn herinneringen te boek gesteld over hoe hij het gebouw aantrof bij de overdracht aan het Rijk in 1838. Dit document maakt melding van een overdekte “wintertuin” achter het gebouw, die vrijwel onmiddellijk ten behoeve van de bouw van de grote rechtszaal was afgebroken. Dit moet een grote glazen kas zijn geweest, die hoogst waarschijnlijk door de Schorers zal zijn opgetrokken. Maar of uit dit simpele bericht aan hen een passie voor tuinieren mag worden toegedicht, valt lastig te zeggen. Van het privéleven blijkt nu eenmaal veel onder de sluiers van de vergetelheid te zijn bedekt.
De Commanderij achter de Oude Kerk
Het huis met de statige gebogen gevel, waarvoor in 1765 de eerste steen werd gelegd, werd in de tijd van de eerste bewoners aangeduid met De Commanderij achter de Oude Kerk. De benaming Hofplein dateert van na 1838 en houdt verband met het gerechtshof dat sinds die tijd in het pand is gehuisvest. Tegenover De Commanderij stond een imposante kerk, de aan Sint Pieter gewijde Noordmonster- of Oude Kerk. Deze kerk was het eind van de Middeleeuwen nog enkele jaren kathedrale kerk van de bisschop Nicolaas de Castro en werd na de Reformatie in gebruik genomen voor de protestantse eredienst. Nadat er in de Franse Tijd soldaten in waren ondergebracht, raakte de kerk in verval. Hij werd in 1834 afgebroken. Lange tijd bleef de vrijgekomen ruimte onbebouwd. In 1892 begon men met de bouw van een Gereformeerde kerk en vijf huizen aan de straat die we nu kennen als Hofplein.
Intermezzo
Het huis De Commanderij bleef na het overlijden van Johanna Maria Schorer-van den Brande in 1829 onderdeel van een onverdeelde boedel. Daardoor is het niet geheel zeker in hoeverre, en zo ja, door wie, het huis in de periode tot aan de verkoop aan het Rijk particulier bewoond is geweest.
Gezien de nog jonge kinderen die het echtpaar Schorer-van den Brande naliet – in 1829 was het jongste kind negentien jaar – lijkt een voortgezette bewoning van het huis door de nog ongetrouwde kinderen Schorer het meest waarschijnlijk.
Het bericht dat Schorers dochter Wilhemina Johanna Schorer na haar huwelijk met J.E.L. Clotterbooke Patijn in 1831 het huis zou hebben betrokken is tot nog toe nergens door archiefbronnen bevestigd. Beide echtelieden overleden overigens al twee jaar later, in 1833. Wellicht was het huwelijk van zoon Johan Cornelis Schorer met jonkvrouw Mary Vincentia de Jonge in 1838 een reden om het huis De Commanderij af te stoten. Het gebouw werd dat jaar voor fl. 19.000 door de erven Schorer ter verkoop aangeboden.
Rechtbank in De Commanderij
In 1838 kocht het Rijk het voormalige stadspaleis aan om er het Provinciaal Gerechtshof – later Arrondissementsrechtbank – in te huisvesten. Van een woonhuis voor magistraten werd het huis daarmee tot een vesting voor de magistratuur. Van lokaal machtscentrum werd het huis tot een Haagse buitenpost.
Eén ding bleef daarbij aanvankelijk ongewijzigd. Tot ver in de negentiende eeuw bleef het een nazaat van een Van den Brande, die in het huis De Commanderij de scepter zwaaide. Rechtbankpresident jhr. mr. Aarnout van Reigersberg Versluijs was namelijk een kleinzoon van Maria Petronella van de Brande (overleden 1823). Schorers echtgenote, Johanna Maria Van den Brande, was daarmee zijn oudtante.
Zeeuws Archief in De Commanderij / Van de Perrehuis
Na bijna 160 jaar vertrok de rechtbank naar een nieuw onderkomen aan de Kousteensedijk, op de plaats waar tot enige tijd daarvoor het Huis van Bewaring had gestaan. Het Rijk had besloten het Rijksarchief in de provincie Zeeland in het pand onder te brengen. Dat ging gepaard met nieuwbouw voor depots en publieksruimten en grootscheepse restauratie van het Van de Perrehuis, zoals het voormalige stadspaleis toen werd genoemd – naar zijn bouwheer, Johan Adriaen van de Perre.
Tijdens het proces vonden besprekingen plaats over de samenwoning met de gemeentearchieven van Middelburg en Veere, die beide met ruimtegebrek te kampen hadden. Uiteindelijk resulteerden de onderhandelingen in een fusie tot het Zeeuws Archief. Het Zeeuws Archief nam in het jaar 2000 zijn intrek in het voorname huis aan het Hofplein. En daarmee vond ook het archief van de familie Schorer een plaats in het archiefdepot. De papieren nalatenschap van een illustere bewoner van het statige pand aan het Hofplein is daarmee verbonden met de geschiedenis van dit bijzondere huis op een bijzondere plek in Middelburg.
Verantwoording
Voor dit webartikel is met toestemming van de auteur, Huib Zuidervaart, gebruik gemaakt van zijn bijdrage ‘Eender en anders: ‘Representant’ Van de Perre en ‘Gouverneur’ Schorer, twee bewoners van een machtig pand’, uit het boek Een bijzonder huis op een bijzondere plek – Het Van de Perrehuis in Middelburg en zijn omgeving (Middelburg, Zeeuws Archief, 2000).