Jacob Hendrik Schorer was bestuurder in woelige tijden. Hij zou pas tegen het eind van zijn loopbaan met formele macht worden bekleed. Hij was 54 jaar toen hij Gouverneur van Zeeland werd.
Jacob Hendrik Schorer koos het liefst geen partij in de talrijke twisten die de vaderlandse politiek aan het einde van de 18e eeuw teisterden. Zijn lofredenaar De Kanter schrijft daarover: “Zekerlijk kon men hem niet tellen onder de overdrevene ijveraars van een of andere der twistende partijen.”
Die karaktertrek – wellicht ook zijn inlevingsvermogen in de ander – maakte hem in crisissituaties bij uitstek geschikt als onderhandelaar. Want dergelijke situaties zou Schorer tijdens zijn leven voldoende meemaken.
Zekerlijk kon men hem niet tellen onder de overdrevene ijveraars van een of andere twistende partijen
Tegen inlijving bij Frankrijk
Zo moest hij in 1795 hals over kop naar Parijs vertrekken om er te onderhandelen over de dreigende inlijving van Walcheren bij Frankrijk – een lot dat Staats-Vlaanderen wel ten deel viel! Zijn succes bij deze gelegenheid is nog lang gememoreerd. Nog penibeler werd de situatie gedurende Schorers burgemeesterschap tijdens het koninkrijk Holland.
Laveren tussen bezetters
De jaren 1809 en 1810 zullen hem lang in het geheugen gegrift hebben gestaan. Eind juli 1809 werd Schorer plots geconfronteerd met een landing van een grote Engelse strijdmacht op Walcheren. Hoewel Schorer al eerder had gewaarschuwd voor het geringe aantal verdedigingsmiddelen dat Walcheren ter beschikking stond, viel het ‘fait accompli’ van een daadwerkelijke bezetting van Walcheren door Engelse troepen hem bepaald rauw op de maag.
In de tijd die volgde werd het voor hem schipperen als nooit tevoren. Dat jaar wapperde vanaf de Abdijtoren achtereenvolgens de vlag van het koninkrijk Holland, dan de Engelse vlag, daarna weer even die van het koninkrijk Holland, en tenslotte de Franse vlag van Napoleon. Het ontlokte Schorer de verzuchting: “is ‘t een wonder dat men in zulke omstandigheden verlegen is wat te doen?” (Dagboek Schorer, 31 december 1809).
Walcheren door Engelsen bezet
Gedurende de Engelse bezetting was hij als burgemeester blijven functioneren, ondanks het feit dat hij zich qua eed gebonden voelde aan Lodewijk Napoleon, de Hollandse koning. In het dagboek dat hij in deze periode bijhield, rechtvaardigde Schorer dat standpunt met de volgende woorden: “Dat ik als burgemeester wel was blijven functioneren, niet om Engeland te dienen, maar mijn mede-ingezetenen en dat ik dat bleef doen zo lang ik mogelijkheid zag iets goeds te verrigten of enig kwaad te keeren.” (Dagboek Schorer, 4 november 1809).
J.H. Schorer schrijft in zijn dagboek op 1 augustus 1809: “kwam een detachement Engelschen door de Noordpoort binnen. Ik zag ze zonder erop te denken, uit de ontbijtkamer boven, ’s morgens 7 uuren. Ik ging dadelijk na ’t stadhuis, nevens haar de Noordstraat door. (…) Veel troupen trokken dien dag door de stad, langs differente wegen.”
Zorg en oplettendheid
Die pragmatische houding leverde hem uiteindelijk toch de waardering op van zijn mede-ingezetenen. Daags na het vertrek van de Engelsen uit Walcheren – die werden overigens niet door militair geweld verdreven, maar door de indertijd beruchte ‘Zeeuwse koortsen’, een vorm van malaria – ontving Schorer een uitvoerige brief van een aantal bewoners van Middelburg, waarin zij dankbaar verklaarden:
“Het is niet alleen, ook aan uwe voorzichtigheid dank te wijten, dat wij niet overgelaten zijn aan de genade van den vijand, die reeds in de nabijheid onzer weerloze stad genaderd was, maar wij erkennen al de zorg en oplettendheid door uwe Hoog Edele gestrenge tot matiging van de last tot inkwartiering, tot vordering van gedane leveranciën en tot afwering van menige requisitiën, gevaren en ongemakken, rusteloos en met gelukkig gevolg aangewend.” (Brief van Lambrechtsen en acht anderen aan Schorer, 26-12-1809).
Walcheren ingelijfd bij het Franse keizerrijk
Er werd echter te vroeg gejuicht. Slechts een luttel aantal dagen later werd Walcheren bij het keizerrijk Frankrijk ingelijfd. Dat was zeer tegen de zin van koning Lodewijk Napoleon, die dit besluit van zijn broer aanvankelijk negeerde. Schorer zag zich daardoor geconfronteerd met twee strijdige overheden, die beiden vanuit de verte de soevereiniteit over het eiland claimden.
Varen op dubbel kompas
Opnieuw was het schipperen, totdat duidelijk zou worden wie het nu werkelijk voor het zeggen had. Schorer vond het een uiterst merkwaardige situatie. Hij zat “met twee wethouders, die de eed aan den keizer hebben gedaan, en ik moet uit naam van den koning blijven ageeren in een land, dat verklaart is Fransch te zijn. Van zulk eene omstandigheid weet ik geen voorbeeld.” Het was varen op “dubbel kompas”, en zoiets was erg gevaarlijk, als men tenminste “geen pijn aan zijn hals” wilde krijgen. (Dagboek Schorer, 5 januari 1810).
Tegen februari 1810 was de situatie dermate bar geworden dat Schorer de moed in de schoenen zonk. De stad en het bestuur waren volstrekt ontredderd. Somber schreef Schorer:
Ik zie voor Middelburg geen redding. Alles, zelfs de natuur werkt tegen. Indien de haven anders ware, was er nog enige mogelijkheid tot enig herstel. Maar nu is dit physiquement onmogelijk.
Dagboek Schorer, 11 februari 1809
Ongelegen tijding
Niettemin bleef Schorer op zijn post. En warempel, in mei 1810 kwam plots het bericht door dat keizer Napoleon persoonlijk de stad zou komen bezoeken. Het kwam Schorer uiterst ongelegen. Hij was op dat moment juist druk doende met de voorbereidingen van het huwelijk van zijn oudste dochter later die maand, en zijn eigen huishouden was “gemenageerd door de op handen zijnde kraam van mijn vrouw.” Nu moest hij ook nog zorg dragen voor het met spoed aankleden van enige vertrekken in de Abdij, die tijdelijk als keizerlijk paleis zou moeten dienen. Schorers hoofd liep geheel om: “Ik was geheel ongeschikt om zaaken te doen en kon noch denken, noch schrijven”, zou hij later in zijn dagboek optekenen. (Dagboek Schorer, 7 mei 1809).
Ontmoeting met Napoleon
Op de negende mei, toen Schorer nog druk op het stadhuis bezig was, kwamen de torenwachters plots zeggen dat zij een grote stoet rijtuigen zagen aankomen uit de richting van het Sloe. Het kon niet anders of dat moest de keizer zijn. Schorer haastte zich met een delegatie naar de stadsgrens om er Napoleon op te wachten. Aanvankelijk leek het loos alarm, want de stoet rijtuigen bleek op weg naar Rammekens, vanwaar men de keizer verwachtte. Inderdaad bleek het keizerlijk gevolg daar geland. De keizer zelf was echter al te paard naar Vlissingen vertrokken om er de door de Engelsen aangerichte vernielingen in ogenschouw te nemen. Schorer restte niets anders dan zijn ziel in lijdzaamheid te bezitten en nu richting Vlissingen, nabij de herberg Het Groene Woud, te wachten. Het treffen dat daar uiteindelijk in de vroege avond volgde, zou Middelburg nog lang heugen.
Napoleon weigert stadssleutels
Aangezien de keizer zonder enige distinctieven reed, maakte Schorer de blunder door aanvankelijk de verkeerde persoon te begroeten. Naar eigen zeggen had Schorer “meer naar de rok, als naar de persoon” gekeken en dan is zo’n fout nogal voorstelbaar. Maar nadat Schorer op zijn fout was gewezen en hij bij de ‘juiste Napoleon’ was gebracht, sprak hij de keizer aan, met het oogmerk hem op een zilveren schenkbord de sleutels van de stad te overhandigen.
Napoleon reageerde echter uiterst geïrriteerd. Hij viel Schorer direct in de rede en weigerde de hem aangeboden sleutels te aanvaarden. Hij wenste geen sleutels te ontvangen die eerst kort geleden aan de Engelsen waren aangeboden. Bovendien verwenste hij de stad omdat er het jaar daarvoor, bij de aankomst van de Engelsen, feestverlichting zou zijn aangebracht.
Schurk
Toen Schorer daarop beide aantijgingen met kracht van de hand wees, vroeg Napoleon wie hij eigenlijk was. Schorer maakte zich als burgemeester bekend, waarop Napoleons bitse antwoord was: “Le bourgemaître de votre ville est un scélérat et il sera sévèrement puni” (“De burgemeester van uw stad is een schurk en hij zal streng worden gestraft”). Een moment later gaf hij zijn paard de sporen, een verbijsterde delegatie achter zich latend. “Stupéfait” keerde men in de stad terug; een stad waar de keizer zichzelf al een weg naar de Abdij had gebaand.
Smaad en eer
Het bericht van Napoleons belediging ging als een lopend vuurtje door Middelburg heen. Schorer kreeg echter veel bijval. Nog die zelfde avond werd de keizer een request aangeboden, waarin Schorer en de stad van alle beschuldigingen werden vrijgepleit. Het waren voor Schorer uiterst bewogen ogenblikken. “Zoo veel smaad en zoveel eer bejegende mij nooit op eenen dag”, zo noteerde hij die avond in zijn dagboek. Hij troostte zich echter met de gedachte dat hij “een goed geweeten” had en dat er “veel waardiger menschen dan hij, nog veel meer leed onverdiend was wedervaaren.”
Vrijmoedige verdediging
De volgende dag werd Schorer bij de keizer ontboden. En ook bij deze gelegenheid verdedigde hij zich met grote vrijmoedigheid. En warempel, Napoleon luisterde. Schorers kordate gedrag beviel hem kennelijk. Het onderhoud duurde daardoor meer dan een uur, waarbij ook de staatkundige positie van het eiland Walcheren aan de orde kwam. Nauwelijks een dag later werd Schorer door de keizer persoonlijk in een commissie benoemd die de belangen van de stad en het eiland op schrift zou moeten stellen. En zelfs toen had Schorer nog het lef om op te merken dat hij zichzelf nog steeds in dienst achtte van de koning van Holland – Napoleons broer dus – en dat het aannemen van het lidmaatschap van deze commissie niet inhield dat hij zich aan de keizer verbond. Napoleon deed er het zwijgen toe en vertrok.
Vele heersers
Schorer sluit deze veelbewogen periode af met de woorden: “Alzo was nu wederom deze époque geeindigd, voor mij in allen deele zo belangrijk. Ik had nu in hetzelfde huis en de Abdij verwelkomt: in 1786 den prins van Oranje, in 1809 den koning van Holland, in ’t zelfde jaar had ik, zonder te verwelkomen want het was allebehalve dat, gezien den graaf van Chatham, als commandant en chef der expeditie, en in 1810 den keizer van Vrankrijk geharagueert (toegesproken). Welk een samenloop van omstandigheden. Ik verlies mij erin.” (Dagboek Schorer, 13 februari 1810).
Held van de dag
Heel de stad feliciteerde Schorer daarop met zo’n gelukkige ommekeer. Voor de Zeeuwen was Schorer de held van de dag. Nog jaren later ontlokte het gebeuren aan Schorers jeugdvriend Jona Willem te Water de opmerking: “Dit voorbeeld doet ons zien, hoe valsche beschuldigingen op een blank geweten afstuiten, en welken invloed een vaderlandsch hart eneene vrijmoedige taal kunnen krijgen op de gezindheid van de stugste dwingelanden.” (Te Water, Levensberigt, 204).
Gegijzeld
De ontmoeting met Napoleon zou overigens niet Schorers laatste botsing met de Fransen zijn. In december 1813, kort voor de ineenstorting van het keizerrijk, werd hij als erkend Middelburgs notabele als gijzelaar te Vlissingen gevangen gezet. Tijdens zijn gijzeling hield Schorer een dagboek bij en schreef hij brieven om zijn toestand en die van de stad onder de aandacht te brengen. Hoewel het maar om een korte periode ging, heeft ook deze gevangenschap bijgedragen tot het beeld van Schorer als een onverzettelijk en principieel man.
Wanneer zijn vriend en mede-gijzelaar Lambrechtsen van Ritthem in 1820 op deze tijd terugkijkt, kenschetst hij Schorer opnieuw als een held: “In de Vlissingsche gevangenis hadden wij het aangenaermst verkeer en God schonk u beleid en moed om de redder van ons allen en van dit eiland te worden.”(Lambrechtsen aan Schorer, 5 februari 1820). Of Schorer dat zelf ook zo voelde, is nog maar de vraag.
Benoeming tot Gouverneur van Zeeland
We weten slechts zeker dat toen hem, nauwelijks een maand later, door de nieuwe soeverein Willem I gevraagd werd om commissaris-generaal van Zeeland te worden, hij deze opdracht niet heeft geweigerd. Daartoe bezat hij eenvoudigweg te veel plichtsbesef: en och, aan uiteenlopende “overheden” was hij inmiddels wel gewend geraakt.
Op 16 mei van dat jaar volgde zijn benoeming tot Gouverneur der provincie Zeeland. Vanwege gezondheidsproblemen nam zijn schoonzoon H.J. van Doorn van Westcapelle, zijn latere opvolger als Gouverneur van Zeeland, de post vanaf 16 juli 1817 waar. Schorer bekleede de functie van Gouverneur van Zeeland tot 18 september 1817.
Bronnen Voor dit webartikel is met toestemming van de auteur, Huib Zuidervaart, gebruik gemaakt van zijn bijdrage ‘Eender en anders: ‘Representant’ Van de Perre en ‘Gouverneur’ Schorer, twee bewoners van een machtig pand’ uit het boek Een bijzonder huis op een bijzondere plek – Het Van de Perrehuis in Middelburg en zijn omgeving (Middelburg, Zeeuws Archief, 2000).