“Zo’n ramp heeft Zierikzee nog nooit meegemaakt”, schreef Willem Bakker op 2 februari 1953 in een verslag aan zijn dochter Anna. Hij probeerde haar uit te leggen wat er gebeurd was. In korte, staccato zinnen vertelde hij haar precies wat hij het eerste etmaal in de watersnoodramp had beleefd.
Willem Pieter Lambertus Bakker (1886-1976) was oud-onderwijzer aan de christelijke school aan het Havenplein in Zierikzee. Hij woonde aan de Korte Nobelstraat A86 (nu nr 33) en was alleen thuis toen in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 de dijken braken als gevolg van een zware storm en springtij. Zijn vrouw Margarethe Helena Rootselaar (1888-1953) was ziek en werd elders, vermoedelijk in Noordgouwe, verpleegd. Hun kinderen waren het huis uit, twee dochters woonden in Hilversum.
Watersnoodramp
Die nacht, van 31 januari op 1 februari 1953, begaven de dijken het. In een vliegende storm gingen 200 kilometer dijken verloren. Het water steeg snel en grote delen van de provincies Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant overstroomden vliegensvlug. In totaal zouden 1836 mensen bij deze ramp het leven verliezen.
Ook Zierikzee viel ten prooi aan het water. “Zo’n ramp heeft Zierikzee nog nooit meegemaakt”, schreef Willem Bakker op 2 februari 1953 in een verslag aan zijn dochter Anna Pieternella Bakker (1914-1989). De 66-jarige probeerde zijn dochter in Hilversum uit te leggen wat er gebeurd was. Ontdaan over wat hij gezien en gehoord had, typte hij een verslag over wat hij het eerste etmaal in de watersnoodramp had gezien en gehoord.
1 februari, nacht
“31 januari, zware storm uit het noordwesten, dus kans op zeer hoog water, temeer daar het 1 februari springtij is en 16 februari eveneens.
1 februari, ’s nachts half drie sirenegeloei, wel een kwartier lang, zodat mijn eerste gedachte was: dijkdoorbraak.
Ik hoorde eindelijk praten op straat, stak mijn hoofd buiten het raam en toen vertelde buurvrouw Van Aken (Frans is bij de brandweer) dat het water over de vloedplanken liep.
Ging kwart voor drie de straat op, maar het moest pas om 05:10 uur hoog water zijn. Op de Watermolen zag ik [het water] uit den Hem komen aanzetten, tot bij C. Bijdevaate.
Toen naar de Lange Nobelstraat, kon niet verder dan de stoep van de drukkerij. Op hoek Schuithaven bij huis van Vermaat spoot het als een fontein op en blubberde naar beneden. Terug over Sint Antoniesdam moest ik al over de stoep van Goudswaard, die ook al blank stond en om de hoek was de hele straat al tot Leenhouts toe blank. Terug door Driekoningenlaan die met het Slingerbosch nog droog was. Moermond gebeld, hadden geen sirene gehoord, maar op het kleine stoepje haalde ik op mijn tenen lopende al een nat stel voeten.
Onze stoep was nog droog, heel de straat stond al blank en nu kwam het water ook al van de Achterweg en gezamenlijk blubberden die twee stromen in de put bij Frans. Gauw een plank, een paar oude zakken opgezocht, plank voor het kozijn gespijkerd in de donker met zaklantaarn en de zak ertussen. Maar het kwam toen ook al door de waterleidingput naar boven borrelen.
Lopers en matten uit de gang en naar boven, maar het water kwam gelukkig nog niet verder dan tot de kamerdeur. Ook de kleerkast leeggemaakt en alles naar boven. Je hoorde het geregeld naar binnen sijpelen en de storm hield maar aan.
1 februari, vroege ochtend
Half vijf was het nog niet verder en de straat bleef blank. Het elektrisch licht begon af en toe de flikkeren en de gaslamp werd minder. 10 minuten over half vijf begon de goot op de plaats vol te lopen uit de tuin. Loper en matten opgenomen en naar boven gebracht.
Gas was bijna uit en het licht flikkerde nog steeds, dus kaars met lucifers klaargezet. In de gang kwam het water nog niet verder dan de kamerdeur, maar de voordeur moest dichtblijven. Dus betrok ik af en toe de uitkijkpost op zolder. Bij Fierens stond het water al in de gang toen ze opkwamen, ’t liep over de onderkant van het klinket [een kleinere deur in een grotere deur] naar binnen. De paarden stonden in het nat, maar de koeien binnen droog.
Ment vertelde dat Roode Dorp en Hofferplein droog waren, dat Jacq Ringelberg op Dreischor mensen had zien verdrinken, zonder dat iemand ze helpen kon, dus ook daar een doorbraak.
Er komen auto’s in de stad. Ze verlichten met hun koplampen de hele lange watermassa, die precies vlak voor de poort nog op de put afstormt. Er blijkt niets meer bij te komen, maar de auto’s rijden terug. 5 uur 20 gaat het gas uit en vijf half zes de straatlantaarns, langs de poort stroomt het water nog steeds.
5 minuten voor zes gaat het zakken, de stoep komt droog en op de plaats is alleen de zinkput nog vol. Elektrisch licht doet het nog. Janna hiernaast veegt de slik van de stoep en ik heb de gang opgedweild. Volgens zeggen zou de Scheepstimmerdijk op de hoogte van de Pannekoek doorgebroken zijn en de muur van het Kraanplein achter het monument weg, wat later bleek juist te zijn, die is geheel verdwenen, nu staat er een bekisting.
Koos Fierens vertelde dat bij Leen Moermond op Dreischor het water tot aan het dak stond en alle beesten verdronken, ook mensen die verdronken waren.
Binnenkomende auto’s kunnen nu langs de Waterpoortstraat verder. 5 voor half zeven loeit de sirene weer, een keer weet niet waarvoor, misschien einde alarm. De straat staat nog aan de huizen blank, [we] kunnen dus niet weg. Om 5 voor 7 is ze vanaf Sint Antoniesdam tot bij Landman droog.
1 februari, ochtend
Om 8 uur geen gas, geen stroom, geen water. Op de straat ligt, nu alles weg is, een grote streep slik aan onze kant. [Het] lijkt wel een strand met al die rimpels.
Om 9 uur eens gaan zien of we naar Noordgouwe komen. Alle bussen en auto’s staan in de Meelstraat, dus verder zien en geen dienst op Noordgouwe. [De] straat ligt vol bakstenen en slik, waar vandaan? Mangels en paardepeen idem. Op Schuithaven bij Groenleer pal in de straat overal alle stenen los, bij Arie Vermaat naast het huis een groot gat, kabels en buizen bloot en fundament onderspoeld.
Voor ’t Steen staat nog water, dus terug over de Dam, ook daar heeft het gestroomd en voor de aardigheid bij de Nijverheid een groot benzinevat vergeten mee te nemen. Het Vrijpoortje en Witte Swaen beiden totaal ingestort, is een grote ruïne. Alle bewoners waren er gelukkig bijtijds uitgegaan.
Visslop vanaf midden een diep gat en verder omgeploegd. Nieuwstraat tot de helft blank. Bij Lokker aan beide winkels alle grote ruiten finaal eruit. Op Kraanplein de muren inderdaad weg.
1 februari, middag
Moe wenkt om boven te komen en heb toen verslag uitgebracht. De hele nacht druk geweest, zieken, gewonden en doden binnengebracht. Moe maakt niet de indruk van overstuur te zijn, maar had de hele nacht naar het kolkend water zitten kijken. Toen weg om verder te kijken.
Op Oude en Nieuwe Haven benedenkamers ontruimd en vol kletsnatte meubels. Aan het Karsteil staan vloedplanken, maar het muurtje is volledig tot de straat toe weg. Kapellestraat, huizen op de hoek een eind onderspoeld. Pakhuis ingestort en achter de vloedplanken een gat van drie meter diep, evenzo bij Lange Groendal.
Molenstraat en Venkel en Nieuwstraat. Overal diepe gaten en beneden voeren roeiboten om de mensen van de zolders te halen. Vanaf Uyl tot Zevenhuisstraat grote gaten, fundamenten stadsmuren komen bloot. Hoofdpoortstraat hele rij oude huizen ingestort, Frans van Aken was bij zijn ouders en ze zagen het hele stelletje gaan.
Bagijnestraat en Breestraat zien eruit als na een bombardement, nergens een ruit heel. Alles op 549 stuk, alle huizen verlaten, meubels en slik en modder.
Meindert van Beveren en zijn vrouw verdronken. Minstens tien in de stad, water tot aan de zolders. Mevrouw Van Ruiswijk met Kempes nog haar moeder kunnen bereiken (hijzelf kon het niet meer halen) en die hebben het oude mens door een dakraampje in de dakgoot gewerkt en een soort bed gemaakt. Heb nu niet bij hen gegeten, ze hadden al genoeg aan zichzelf, heb het maar bij de boterham gehouden, (tien over negen eerst nog een bakje thee).
’s Middags verslag uitgebracht bij moe, ’t was nog steeds druk in het huis en opoe (gelukkig dat ze niet bij Van Beveren was, in een slechte bui zou ze daar graag naar toe willen) heeft nu een hele kamer vol bedden.
Muren in Hoge Molenstraat omgekieperd, op de hoek van het omgeploegde Vrije, dat achter de huizen nog steeds blank staat, ook al een diep gat. Vrijpoortje verstopt met de ruïne.
1 februari, avond
Tien over zeven naar moe. Alle lantaarns uit en uitkijken voor losse stenen en gaten. Moe sliep, heb stilletjes sinaasappels neergelegd, Victoriafles losgedraaid en weer direct weg.
Bij mijn vertrek was er een spoortje water in de goot, maar nu kwam het met de noordwesterstorm van de andere kant, uit het geheel blank staande Schouwen. Onze tuin [staat] natuurlijk ook blank.
Het sloeg 7 uur toen ik thuiskwam. Vanaf Landman stond de straat alweer blank, na-opgeborreld uit de riolen. Stoepen onder, dus om binnen te komen tot half de knieën door het water. Gelukkig had ik mijn daagse pak aangedaan.
Gauw droog goed aangedaan en toen begon het overal de vloerkleden opnemen, onderste lagen van de kasten leeg. Moeders mantels en japonnen en schoenen naar boven, want nu kwam het in de gang tot bij de achterkamer. Zoveel mogelijk eetwaren naar boven gesjouwd, maar natuurlijk had ik nog wel wat vergeten, onder andere petroleumstelletje, zodat ik de hele dag koude thee had en niet veel gegeten.
Maar ondertussen kwam het uit de keuken ook opzetten en sijpelde het onder de deur door, maar dat was nog niet genoeg. Het kwam ook tussen de planken door naar boven, uit de alkoof had ik niets opgenomen, maar al heel gauw liep [ik] maar op blote voeten door het water. Pantoffels stonden telkens vol en waren al gauw helemaal doorweekt.
Toch dacht ik niet dat het zo hoog zou komen, – jammer genoeg de la en de onderste laag van de linnenkast niet meer kunnen halen. Gelukkig had ik voordien nog een warme kruik in bed gelegd, dus toen ik eindelijk onder de wol schoof had ik tenminste weer wat warms.
2 februari
Tot 6 uur geslapen, toen werd ik wakker van gefluit, het water kwam bij het vuur van de kachel, nog wat door gerust. En af en toe eens buiten kijken, het water stond aan de overzijde tot aan de lekdorpels van de kozijnen. Kon niet voor een uur of 11 naar beneden, nadat Koos Bolijn eerst de gangdeur had vastgezet, die kwam met zijn kruk tegen die van de trapdeur aan en kon ik er niet uit. Ten overvloede was de plank van de waterleidingput er ook nog tegenaan gedreven.
Maar ik kon nog niet naar beneden, pas tegen twaalven kon ik op mijn tenen door de achterkamer. Uit het goed uit de linnenkast droop het water, de schuif idem, alle sokken kletsnat, [het] ligt nu allemaal boven. Lakens hangen uit, maar het droogt nu niet zo.
Aan het behang kon je zien hoe hoog het gestaan heeft, minstens 60 cm. ’t Is nu kwart voor 10, maar nu waait het gelukkig niet. Maar het staat weer van de straat door het huis tot achter in de tuin, tot heden wat minder hoog.
In het dressoir dat ik voor het grootste gedeelte leeg gehaald had, stonden de bordjes en vleesschaaltjes vol met water. In de keukenkast alle bussen en dozen vol. Uit de kamerkast heb ik alle eetwaren nog droog kunnen redden, tot zelfs de pot met olienoten en sinterklaasjes. Zo hebben we het nog goed. De pan met vlees en jus boordevol smerig water, kunnen we dus wel weggooien voor de katten. Zaterdag vers gebraden. Ondertussen heb ik nog zoveel mogelijk naar boven gesjouwd, de crapauds [leunstoelen] wegen als lood, een paar stoelen nat.
Zodoende kwam ik niet zo vroeg bij moe, aan wie ik niet alles vertellen kon. Moest dus weer gauw weg. Voor moe nog karnepap zien te krijgen maar alles gevorderd voor de ziekenhuizen, alle kerken zitten vol, levensmiddelen weer op de bon.
Roskam stond in de Lange Nobelstraat met olie. Gauw om de bus, want het water stond weer bijna op de stoep, blank tot bij Jaapje Bolijn. En toen begon het weer, nog maar wat sjouwen. De arme kippen even uitlaten en al gauw stond het weer in de tuin. Joep verkoos de voorjaarslucht om te galmen.
En nu zit ik hier te schrijven op Wims kamertje, is huiskamer kantoor, boekenmagazijn, thee en warme kruiken, keuken. Ik hoor gelukkig geen wind, geen watergeklots, waar de zeedijken zijn doorgebroken weet ik niet, – hebben jullie van radio wellicht meer van gehoord dan wij. Alle telegraaf en telefoonverbindingen zijn verbroken, vliegtuigen komen laag over en laten rubberboten vallen, te bezorgen op het politiebureau. In Brouwershaven zouden nog mensen op de daken zitten. Zo’n ramp heeft Zierikzee nog nooit meegemaakt. En wat zal het morgen zijn? En toch….. de Heer regeert.”
Zierikzee, 2 februari 1953
Evacuatie
Willem Bakker en zijn vrouw werden na enkele dagen geëvacueerd en vonden een onderkomen bij hun kinderen in Hilversum.
Bronnen
Archief Rijkswaterstaat Deltadienst, afdeling voorlichting
- Twee plakboeken ‘Schouwen I’ en ‘Schouwen II’ met brieven, telegrammen, foto’s en met krantenknipsels over de periode 1953-1960, verzameld door Anna Pieternella Bakker (1917-1989). Inv.nrs 800-801.
- ‘Levensbeschrijving van W.P.L. Bakker (onderwijzer)’ in: Kroniek van het Land van de Zeemeermin, 1 januari 1985, p. 106
Het verhaal “Zo’n ramp heeft Zierikzee nog nooit meegemaakt’ van auteur Roosanne Goudbeek is gepubliceerd op Zeeuwsarchief.nl op 11 januari 2023.