De geschiedenis van Vlissingen in tien eeuwen.
Vlissingen tot 1300
Vanaf de 10e eeuw na Christus ontstonden er steeds meer woongemeenschappen op Walcheren die we nu nog kennen als dorpen en steden. Een van die steden is Vlissingen.
Eigenlijk moeten we spreken van Nieuw-Vlissingen want er bestond ook nog een Oud-Vlissingen. Toen er nog geen sprake was van Nieuw-Vlissingen heette het natuurlijk gewoon Vlissingen. Dat was een bescheiden dorpje in de buurt van de huidige watertoren aan de Badhuisstraat/hoek Koudekerkseweg, gelegen aan een natuurlijke en bochtige zijarm van de Westerschelde.
Floris V
De Oosterschelde vormde eeuwenlang de verbinding tussen de Noordzee en het achterland, waaronder Antwerpen. De schepen moesten dus over de Oosterschelde naar de Noordzee varen omdat de Westerschelde nog een verzameling banken en kreken was. Er was in die tijd nog sprake van Zeeland beoosten en Zeeland bewesten Schelde. Noord- en Zuid-Beveland en Walcheren lagen dus bewesten Schelde.
Langzamerhand, door natuurlijke oorzaken, begon de Oosterschelde te verzanden en begon zich de Westerschelde te vormen waarmee Walcheren ineens een belangrijke handels- en strategische positie verkreeg. Ook de graven van Holland en Vlaanderen beseften dat en begonnen een langdurige strijd om de heerschappij van deze gebieden. De Hollandse graven wonnen deze strijd.
Van deze Hollandse graven speelden met name Floris V en een van zijn opvolgers Willem III een rol in het ontstaan van Nieuw-Vlissingen. Graaf Floris V wilde in het zuiden van Walcheren -om de bekende redenen- havens laten graven met de bedoeling daar rondom heen een nieuwe stad te stichten. Hij heeft het zelf niet meer mee mogen maken want hij werd in 1296 door de edelen vermoord. Onder het grafelijk regime van Willem III werden de havens gegraven: de Voorhaven (nog bestaand), de Koopmanshaven (het huidige Bellamypark) en de Achterhaven (de huidige Spuistraat). Rond deze havens ontstond Nieuw-Vlissingen dat al snel Oud-Vlissingen overvleugelde.
Van 1300 tot 1572
De ontwikkeling van de nieuwe stad verliep voorspoedig. In 1315 verkreeg de stad beperkte stadsrechten, er werd een mooie kerk gebouwd (Sint Jacobskerk) en er ontstond een levendige handel met Engeland, Frankrijk en de Oostzeelanden.
De havens werden al snel te klein en men besloot halverwege de 15e eeuw een nieuwe haven te graven: voor de echte Vlissinger beter bekend als de Vissershaven. De stad beschikte echter niet over de grond om die haven te graven.
Het dorp West-Souburg, gelegen ten noorden van de stad was qua grondgebied heel groot en lag als het ware als een schil rond Vlissingen. De ambachtsheer van West-Souburg werd verplicht de grond af te staan en daarna kon de haven worden gegraven. Hierdoor ontstonden de landtong (huidig arsenaalgebied), het rondeel (als afscheiding tussen de havens), de Nieuwendijk en de Nieuwstraat. Omdat de haven ook nieuw was werd deze omgedoopt tot Nieuwe (Nye) Haven. Dit alles speelde zich af rond 1443 en de decennia daaropvolgend.
Stadsrechten
Het stadje Vlissingen begon te floreren en verkeerde daardoor in een concurrentiepositie met bijv. Sluis. Dit aspect, de Hoekse en Kabeljauwse twisten en het feit dat Vlissingen kwetsbaar was zorgden ervoor dat in 1485 de Sluizenaars de Westerschelde overstaken en het stadje plunderden. Voor de toenmalige Heer van Vlissingen (Philips van Bourgondië) het sein om het stadje te gaan versterken met aarden wallen aan de landzijde en muurwerken aan de zeezijde. De Gevangentoren is daar nog een restant van. Het was oorspronkelijk een dubbele poort die toegang tot de stad verschafte aan de westzijde: de zogenaamde Westpoort. De omtrek van de stad liep dus ongeveer vanaf de huidige Coosje Buskenstraat naar het Scheldeplein via de Walstraat weer zuidwaarts naar de nieuw gegraven haven. In 1477 gaf Maximiliaan van Bourgondië uitbreiding van de stadsrechten, waarbij ook halsmisdaden konden worden berecht.
Dwangburcht
Rond het jaar 1500 begon het te gisten in Europa. Met name op het gebied van de godsdienst traden er verschuivingen op. Met name de Wederdopers en Luthersen keerden zich tegen de heersende godsdienst. Karel V (en later zijn zoon Philips II) traden hard op tegen deze ketterijen. Er waren echter veel meer oorzaken aan te wijzen die leidden tot de Tachtigjarige Oorlog. De inrichting van het bestuur in de Nederlanden, de armoede (sterk gestegen graanprijzen) en de huisvesting van Spaanse troepen. In het grensgebied van België/Frankrijk (Hondschoten) begon in 1566 de beeldenstorm die zich snel uitbreidde richting noorden.
In de greep van Alva
Deze berichten bereikten Philips II in Spanje en die gelastte de beruchte Alva orde op zaken te stellen in de Nederlanden. De landvoogdes had inmiddels de situatie al opgelost maar dit bericht bereikte Philips II veel te laat. Door de komst van Alva en de activiteiten die hij ontplooide begon het conflict zich te verscherpen.
Ook Vlissingen kreeg met deze Spaanse hertog te maken. De strategisch goed opgeleide Alva realiseerde zich dat Vlissingen de ingang van de Westerschelde controleerde en gaf opdracht om er een dwangburcht te bouwen. Enerzijds om de Westerschelde te controleren en anderzijds om de opstandige Vlissingers in toom te houden. Deze dwangburcht (citadel naar Antwerps model) moest verrijzen ten oosten van de stedelijke bebouwing van de stad.
Van 1572 tot 1795
Gesterkt door het feit dat Den Briel zich op 1 april 1572 bevrijdde van de Spanjaarden nam de Vlissingse bevolking het heft in handen en verdreef het Waalse garnizoen de stad uit en kon voorkomen dat een Spaanse vloot nieuwe troepen de stad in kon brengen. Vlissingen was bevrijd van de Spanjaarden.
De dwangburcht, waarvan de bouw pas was begonnen, werd gesloopt en de stad kon zich de eerste grote stadsuitbreiding veroorloven sedert eeuwen. Ten oosten van de stedelijke bebouwing ontstond een nieuwe woonwijk met de Palingstraat als hoofdstraat en zijstraten zoals de Flessenstraat, Korenstraat en Onderstraat daar haaks op. In diezelfde omgeving liet Willem van Oranje (die de stad had gekocht) er het Prinsenhuis bouwen met prachtige tuinen.
Tegelijkertijd met deze stadsuitbreiding begon men ook met het uitbreiden van de havens: de Pottehaven en de Dok- en Marinehaven. Vanwege deze uitbreidingen en vanwege de strategische ligging werd op gezag van Maurits een begin gemaakt met de aanleg van de Vesting Vlissingen waarbij ook de nieuwe havens binnen de vestingwallen kwamen te liggen.
Bloeiperiode
Zo heeft Vlissingen er gedurende twee eeuwen ongeveer uitgezien. Ondanks deze geografische stabilisatie gebeurde er enorm veel, want de 17e eeuw betekende ook voor Vlissingen in economisch opzicht de zogenaamde Gouden Eeuw. De gevolgen van de val van Antwerpen in 1585 waren in de noordelijke Nederlanden groot. De handel bloeide op (oprichting van de VOC en WIC) evenals de daarmee gepaard gaande scheepsbouw, de kaapvaart, de handel met de vijand (80- jarige Oorlog) en de visserij. In 1594 verrees op de Grote Markt het prachtige stadhuis, een kleinere kopie van het stadhuis in Antwerpen. Ook op cultureel gebied speelde de stad een belangrijke rol met Jacobus Bellamy en Betje Wolff. Ook het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen werd in Vlissingen opgericht. Bij het naderen van de 18e eeuw begon het voor de Noordelijke Nederlanden en dus ook voor Vlissingen mis te lopen. De Europese krachtsverhoudingen veranderden, hetgeen consequenties had voor Nederland.
Vestingstad
Toch was Vlissingen met circa 8.000 inwoners tijdens de eerste helft van die 18e eeuw een behoorlijke plaats. Omgeven door de vestingwerken met maar liefst 13 bastions, 9 aan de landzijde en 4 aan de zeezijde. Een tweetal landpoorten sloten de stad af: de Middelburgse poort (bij de weg naar Koudekerke) en de tweede Rammekenspoort (bij de weg naar Middelburg. Bovendien waren er een drietal waterpoorten, ten oosten en ten westen van de Voorhaven en een waterpoort ten westen van de Marinehaven. Binnen de vesting speelde al het leven zich af, want buiten de vesting mocht er niet gebouwd worden. In en rond de havens wemelde het van de activiteiten. Met het inwoneraantal van 8.000 ging dat prima, maar naarmate dat aantal steeg begon de vesting meer en meer een keurslijf te worden. Maar eerst stond Vlissingen iets anders te wachten.
Van 1795 tot 1867
In 1795 werd het Haags Verdrag gesloten. Dit bepaalde ondermeer dat er in Vlissingen een Frans garnizoen gelegerd mocht worden en dat de havens door beide landen gebruikt mochten worden. Het bleek slechts een papieren overeenkomst. De Fransen deden alsof zij complete zeggenschap over Vlissingen hadden en niet zonder reden.
Bombardement
Frankrijk was inmiddels in oorlog geraakt met Engeland en Napoleon wilde niets liever dan Engeland onder de voet lopen. Napoleon had echter een vloot nodig om dat de bewerkstelligen. In de haven van Antwerpen en die van Vlissingen werd een enorme oorlogsvloot gereedgemaakt voor de oversteek naar Engeland.
Deze dreiging werd de Engelsen te groot. Ook zij zagen in dat Vlissingen strategisch goed was gelegen en in feite een pistool op de borst van Engeland was. De zogenaamde Engelse expeditie in 1809 was het voor Vlissingen dramatische gevolg. De Engelsen landden aan de noordzijde van Walcheren en bestookten Vlissingen vanuit de Westerschelde met brandraketten. De Franse generaal Monnet kon niet voorkomen dat Vlissingen zwaar werd beschadigd. Behalve het prachtige stadhuis aan de Grote Markt gingen ook 2 kerken en 65 woonhuizen in vlammen op. Er werden 250 huizen dermate beschadigd dat zij niet meer bewoonbaar waren. Vlissingen werd dus zeer zwaar beschadigd.
Veel inwoners hadden de stad al verlaten vanwege de oorlogsdreiging, de hoge kosten door het huisvesten van troepen en de beperkende bepalingen vanwege de handel en visserij. Het inwonertal werd bijna gehalveerd.
Nieuwe fortificaties
Na een paar maanden namen de Fransen het heft weer in handen en Napoleon gaf opdracht de stad zodanig te versterken dat een herhaling niet meer mogelijk was. Bij de wallen werden huizen gesloopt, nieuwe bastions gebouwd, een bomvrije kazerne tegen de Gevangentoren en de stad werd omgeven door kroonwerken. In 1807 had Napoleon het grondgebied van de stad al vergroot met 1800 meter in de omtrek van de vesting ten koste van Koudekerke en Oost- en West-Souburg. Aan de rand van die uitbreiding liet hij forten en kroonwerken oprichten.
Tussen Fort Montebello (Nolle) aan de westzijde en Fort St. Hilaire (latere Fort De Ruyter) aan de oostzijde moesten 3 kroonwerken verrijzen. Het linker-, midden- en rechter kroonwerk. Het linker kroonwerk is op de huidige plattegrond van Vlissingen nog goed zichtbaar in de vorm van woonwijk ‘Het Fort’. De Fransen konden hun plannen echter niet geheel meer uitvoeren omdat zij in 1814 het land moesten verlaten. Zij lieten Vlissingen berooid achter. Een Ville Morte (dode stad) aan de Westerschelde. Vlissingen moest weer worden opgebouwd.
Marinewerf
De werkgelegenheid kreeg een impuls door het terugkeren van het Loodswezen en de vestiging van de Marinewerf. In 1860 telde Vlissingen ongeveer 10.000 inwoners hetgeen problematisch werd binnen de vesting. Er ontstond een huisvestingsprobleem, omdat er mocht nog steeds niet buiten de vesting mocht worden gebouwd.
Toen kreeg Vlissingen weer een tegenslag te verwerken: De Marinewerf werd opgeheven en verplaatst naar het noorden des lands. Ook de vesting werd opgeheven waardoor ook de garnizoenen moesten verdwijnen. De stad dreigde weer in een economische malaise weg te zakken. Toen gebeurde er iets waardoor Vlissingen enorm zou veranderen.
Van 1867 tot 1940
Eigenlijk gebeurden er in deze periode meerdere dingen tegelijk.
Mede door de afdamming van Het Sloe moesten er twee kanalen worden gegraven: Het Kanaal door Zuid-Beveland en het Kanaal door Walcheren. Dit op dringend verzoek van onze zuiderburen. Met het graven van het Kanaal door Walcheren werden er ook twee binnenhavens, sluiswerken en een buitenhaven aangelegd. Vlissingen kreeg bovendien een spoorverbinding met Bergen op Zoom. En vanwege de opheffing van de vesting waren de vestingwerken niet meer nodig en kon Vlissingen zich buiten de vesting gaan uitbreiden.
Direct na de ingebruikname van de havens vestigde in 1875 scheepswerf ‘De Schelde’ zich in Vlissingen op de terreinen van de voormalige Marinewerf en in de buitenhaven vestigde zich de Stoomvaartmaatschappij ‘Zeeland’ met de verbinding naar Engeland. Vlissingen kon de toekomst weer met vertrouwen tegemoet zien. Het inwonertal in de periode 1875-1900 verdubbelde naar bijna 19.000. Hierdoor ontstond een enorm huisvestingsprobleem.
Toerisme
Ook op het gebied van het toerisme ging Vlissingen een belangrijke rol spelen. Ten westen van de stedelijke bebouwing beschikte de stad al over prachtige zuiderstranden en in navolging van badplaatsen zoals Scheveningen en Blankenberge wilde ook Vlissingen van deze natuurlijke omstandigheden gebruikmaken.
Dit kende een aarzelend begin in 1872 met een badpaviljoentje maar al snel begon het meer allure te krijgen. Zeker toen het Grand Hotel des Bains in 1886 werd opgericht (het latere ‘Britannia’). De directie van dit hotel eiste dat er een verbinding moest worden aangelegd tussen de stad en de badplaats: de Badhuisstraat. Dit alles leidde tot een stroomversnelling. De Boulevards begonnen zich te ontwikkelen en elders schoten complete woonwijken (met arbeiderswoningen) als paddestoelen uit de grond. De eerste arbeiderswijk was die bij het Groot Arsenaal: De Tachtig Plagen. Daarna volgden het Oranjekwartier en het Eiland en ten noorden van de oude vesting verrees woningbouw aan de Aagje Dekenstraat, Glacisstraat en Badhuisstraat.
Uitbreidingsplannen
Deze enorme komst van nieuwe woningen vereiste echter een gestructureerde aanpak. Er moest een uitbreidingsplan door de gemeenteraad worden vastgesteld om alles in goede banen te leiden. In 1907 was het zover.
Grofweg werd Vlissingen in drie delen gesplitst. De oostzijde kreeg de bestemming haven en industrie, de middensectie de bestemming wonen (voor de arbeider) en de westzijde de bestemming wonen in een parkachtige omgeving (voor de beter gesitueerden).
Bovendien kreeg de binnenstad een ander aanzien door het dempen van de Koopmanshaven, Achterhaven en de Pottehaven, hetgeen los stond van het uitbreidingsplan maar meer het gevolg was van de overstroming in 1906.
Vlissingen veranderde in korte tijd enorm. De woningbouwverenigingen VVV, Gemeenschappelijk Belang en Goed Wonen waren goed voor de invulling van complete woonwijken.
Trias
Onder de bezielende leiding van burgemeester Van Woelderen begon de stad steeds meer allure te krijgen. Er kwam een vliegveld, een pier, het Nollebos. Zijn Vlissingse Trias: Haven, Industrie en Badplaats moesten worden gerealiseerd. Er moest een nieuw stadshart worden gerealiseerd met een nieuw stadhuis, winkels, een schouwburg en kantoren tegenover de HBS. Hij had plannen in overvloed om Vlissingen ook toeristisch gezien nog meer op de kaart te zetten met een invulling van het park- en duingebied tot aan de Vijgheter. In de 30-er jaren moest het uitbreidingsplan weer nodig worden bijgesteld. Een probleem vormde het vliegveld langs het Kanaal door Walcheren waardoor er in de directe omgeving geen bebouwing mogelijk was. Eventuele uitbreiding van woonwijken kon dus alleen maar plaatsvinden in noordwestelijke richting.
Aan de ontwikkeling van de stad kwam echter abrupt een eind door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
Na 1940
Bij de Duitse inval op 10 mei 1940 werd de stad direct geconfronteerd met bombardementen. Vanwege de militair-strategische ligging begonnen ook de geallieerden de stad stelselmatig te bombarderen. Vlissingen kende gedurende deze periode maar liefst 84 bombardementsdagen. Na de strijd om de bevrijding in november 1944 kon de trieste balans worden opgemaakt. Vlissingen leek op een spookstad. Er was slechts één huis geheel onbeschadigd uit de strijd gekomen.
Wederopbouw
De wederopbouw stond dus voor de deur en de mensen moesten zo snel mogelijk weer van goede huisvesting worden voorzien. In eerste instantie werden her en der noodwoningen geplaatst om de ergste nood te lenigen. In korte tijd werd een drietal wederopbouwplannen vastgesteld voor de stadsdelen die het zwaarst beschadigd waren: Het Eiland, Gravestraat en omgeving en Breewaterstraat en omgeving.
Tegelijkertijd zijn er een aantal nieuwbouwwijken met arbeiderswoningen verrezen waardoor de bebouwingsgrens rond 1950 de President Rooseveltlaan had bereikt.
In het uitbreidingsplan van 1953 vormde de President Rooseveltlaan de ruggegraat waarbij de indeling van 1907 werd doorgezet. In Plan West ontstond bebouwing in een parkachtige bebouwing en ten oosten van de Koudekerkseweg verrezen arbeiderswoningen.
Sanering
Toen de ergste woningnood gelenigd was begon de problematiek van de binnenstad weer aandacht te krijgen hetgeen resulteerde in het Saneringsplan dat tussen 1960 en 1970 is gerealiseerd. Centraal stond het oplossen van de verpaupering in een groot deel van die binnenstad gekoppeld aan een versterking van het winkelarsenaal. Vlissingen was niet de enige plaats waar dat aan de orde was. Overal in het land transformeerden binnensteden naar plaatsen waarin licht en ruimte, brede wegen en pleinen de boventoon voerden. Met name het gebied tussen de Spuistraat, Sint Jacobsstraat en het Betje Wolffplein is toen drastisch gewijzigd. In de periode tussen 1970 en heden heeft sanering plaatsgemaakt voor begrippen zoals rehabilitatie en stadsvernieuwing en is de binnenstad zich gaan ontwikkelen zoals deze heden ten dage is.
Uitbreiding
In de periode na de bevrijding en 1960 nam het inwonertal van Vlissingen met 10.000 toe en belandde op ca. 19.000 inwoners. De stad bleef zich in noordwestelijke richting uitbreiden maar op een gegeven moment bereikte men de grens van Koudekerke. Aangezien het plan Paauwenburg al op de rol stond werd overeenstemming bereikt met deze gemeente om op hun grondgebied een aanvang te maken met de uitvoering van dit plan. In 1966 werden door de herindeling de grenzen weer verlegd en werd een groot deel van Koudekerke, geheel Oost- en West-Souburg en Ritthem en een stukje Nieuw- en Sint Joosland bij de gemeente Vlissingen gevoegd. Mede door de industriële ontwikkeling in Vlissingen-Oost bleef er behoefte bestaan aan woningen. Veel Vlissingers trokken naar de nieuwbouwwijken in Oost-Souburg en later naar de nieuwbouwwijken zoals Westerzicht, Bossenburgh en Rosenburg.
Vlissingen telt nu ongeveer 45.000 inwoners.
Beroemdste inwoner
Michiel de Ruyter was wellicht de beroemdste inwoner van Vlissingen. Lees meer
/onderzoek-het-zelf/vlissingen/michiel-de-ruyter/