De geschiedenis van Souburg gaat terug tot in de 9e eeuw. Tot 1835 waren Oost-Souburg en West-Souburg afzonderlijke gemeenten. Sinds 1966 maakt de gemeente Oost- en West-Souburg onderdeel uit van de gemeente Vlissingen.
Naam en wapen
De naamgeving ‘Souburg’ is afgeleid van ‘Sutburch’, hetgeen ‘Zuidburg’ betekent. Dit houdt verband met de midden in Oost-Souburg gelegen Karolingische Burg.
Deze burcht werd tussen 875 en 900 door herders gebouwd om zich tegen Vikingen op plundertocht te beschermen. De burcht was niet bedoeld om in te wonen, maar in geval van nood kon de bevolking met het vee binnen de wal vluchten.
Tot 1835 waren Oost-Souburg en West-Souburg afzonderlijke gemeenten en voerden elk een apart wapen. Deze wapens werden in 1817 door de Hoge Raad van Adel bevestigd. In 1842 werden deze wapens op een heraldisch verantwoorde wijze samengevoegd. Het nieuwe wapen is als volgt omschreven: ‘Gedeeld van zwart en goud, met een van goud en rood gedeelde dubbele burcht over de delingslijn’.
Per 1 juli 1966 werd de herindeling op Walcheren van kracht. Sindsdien maakt de gemeente Oost- en West-Souburg onderdeel uit van de gemeente Vlissingen.
Tot 1250
De naam Souburg is afgeleid van Sutburch en betekent Zuidburg. Souburg refereert aan de ligging van de Karolingische burg in Oost-Souburg. Deze tegen de Noormannen opgeworpen versterking werd in de tweede helft van de 9e eeuw gebouwd. Binnen de burg ontwikkelde zich ook een nederzetting; de vroegste bewoning van Souburg. Aan het eind van de 10e eeuw werd de nederzetting verlaten en resteerden er nog enkele boerderijen.
In de eerste helft van de 11e eeuw wordt een stuk westelijker van de Karolingische burg de parochiekerk van het latere West-Souburg gebouwd. Deze kerk wordt voor het eerst in de geschreven bronnen genoemd in het jaar 1167. De kerk van West-Souburg was één van de vijf moederkerken op Walcheren. Dochterkerken waren de kerken van Oud- en Nieuw-Vlissingen, Ritthem, Oost-Souburg en Niewerve. De parochie van West-Souburg bestreek in de 11e eeuw bijna geheel zuidelijk Walcheren. Op haar beurt was zij een dochterkerk van de Westmonster in Middelburg.
In Oost-Souburg zou pas halverwege de 13e eeuw weer bebouwing plaatsvinden. In 1250 stichtte ambachtsheer Pieter Willemszoon van Souburg noordelijk van de Karolingische burg een parochiekerk. Daarmee waren Oost- en West-Souburg een feit.
Van 1250 tot 1800
In eerste instantie vormden Oost- en West-Souburg twee afzonderlijke gemeenschappen, elk met een eigen bestuur en (lagere) rechtspraak en tot 1746 elk met een afzonderlijke ambachtsheer.
Een van de bekendste ambachtsheren van West-Souburg was Philips van Marnix, heer van Sint Aldegonde. Hij was van 1575 tot 1598 heer van West-Souburg. Marnix herbouwde het oostelijk deel van het imposante kasteel van West-Souburg en liet ook het koor van de eens befaamde kerk van West-Souburg weer opbouwen. Kasteel en kerk hadden tot 1572-1574 (de jaren van verwoesting) een regionale uitstraling. Het eerste kasteel van West-Souburg dateert vermoedelijk uit de 11e eeuw, het is echter onbekend waar dit kasteel gestaan heeft.
Medio 15e eeuw werd er een nieuw kasteel gebouwd met als prominente eigenaren Adriaan van Borssele en Anna van Bourgondië. Ook keizer Karel V verbleef verschillende keren op het slot. Na zijn troonsafstand in 1555 zou hij in afwachting van zijn vertrek op 15 september 1556 naar Spanje hier verblijven. In 1783 is het kasteel verkocht en afgebroken. De laatste sporen van dit slot zijn bij de bouw van de wijk Westerzicht begin jaren zeventig van de 20e eeuw uitgewist.
Van 1800 tot 1900
In 1807 moest West-Souburg op last van de Franse gezaghebber voor het aanleggen van de vestingwerken een flink stuk van zijn grondgebied afstaan aan Vlissingen. Voor dit laatste betaalde Vlissingen in 1824 een schadeloosstelling aan West-Souburg van vierduizend gulden.
In 1832 werd de inmiddels vervallen kerk van West-Souburg voor afbraak verkocht en was de samenvoeging van de kerkelijke gemeentes Oost- en West-Souburg een feit. In 1835 zouden ook de burgelijke gemeenten samengevoegd worden.
De aanleg van het Kanaal door Walcheren (1869-1873) betekende voor Oost- en West-Souburg een grote verandering. Oost en West waren na de aanleg nog slechts door een brug met elkaar verbonden. De oorspronkelijk West-Souburgse molen De Pere (uit 1725) kwam door het graven van het kanaal op Oost-Souburgs grondgebied te liggen.
Na 1900
Lange tijd was Souburg een gemeenschap waar de bevolking voornamelijk leefde van landbouw en veeteelt. Eind 19e eeuw kwam daar enige verandering in.
De gemeente had zèlf geen industrie, maar er gingen Souburgers in de buurgemeente Vlissingen bij scheepswerf De Schelde werken. Deze mensen bleven echter meestel wel in Souburg wonen. Omgekeerd waren er Vlissingers die bij De Schelde werkten en in Souburg gingen wonen. Zo kwamen de eerste grote uitbreidingen van Souburg tussen de twee wereldoorlogen tot stand.
De groei van Souburg van voor de Tweede Wereldoorlog werd door de oorlogsomstandigheden tot staan gebracht. Nà 1945 zag het er in feite hopeloos uit. Door de onderwaterzetting van Walcheren door de geallieerden in 1944 was Souburg ook grotendeels ondergelopen. Veel was er vernield. Maar met vereende krachten werden Oost- en West-Souburg weer opgebouwd.
Plannen om Souburg te voegen bij de grote buurgemeenten Middelburg en/of Vlissingen konden altijd op veel verzet rekenen van het Souburgse gemeentebestuur Dit verzet was echter in de jaren zestig van de 20e eeuw tevergeefs: Oost- en West-Souburg werd met Vlissingen en Ritthem samengevoegd tot de Gemeente Vlissingen. Momenteel is West-Souburg een wijk van Vlissingen en is Oost-Souburg een zelfstandige woonkern met ruim 10.000 inwoners.