Scan: 
resultaat: 
GIDS102Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692)
2-2035.2Volgnrs 253-510, 1675 mrt 25-1683
Bestandnaam:
NL-MdbZA_2_2035.2_421-01.jp2
Datering:
1675 mrt 25-1683
Vorm:
1 pak
NB:
De stukken zijn voorzien van een rondstempel met volgnummer. Deze nummering is circa 1970 aangebracht en is sindsdien veel gebruikt bij verwijzingen. De nummering keert ook terug in het laatste deel van de bestandsnaam van de scans.
Specificatie:
Het bij de scans getoonde nummer betreft een automatisch gegenereerd nummer en heeft geen relatie met het volgnummer op het stuk. Een globale herleiding: scannr 1 = volgnr 253 | scannr 100 = volgnr 290 | scannr 200 = volgnr 330 | scannr 300 = volgnr 376 | scannr 400 = volgnr 421 | scannr 500 = volgnr 462 | scannr 579 = volgnr 506.
Volgnummer:
399 van 591
Duurzaam webadres
Download
Hieronder kunt u het bestand downloaden: Download
Transcriptie

[Volgnr 421, folio 1:]

  Memorij

Als de capitein Pleijster is opgekomen, soo is hij aen boordt van mijn
schip gekomen en heeft geseght een order van de heer gouverneur te
te hebben, om de barcke van Philip Hael, nae het fort te brengen
vijva forse, alse met geen goetheijt wilde gaen, een uijre daer-
nae dat capitein Pleijster aen mijn boort gecomen was, is Filip Hael,
Hermanis Wagemeester, en Pieter Loret mede aen mijn boordt
gekomen om met mijn effen te rekenen doen heeft capitein Pleisjter
mij sijn order laten sien en mij met François Bruijnix seer ernstigh
versocht wij wouden de goetheijt hebben om te versoecken, aen Philip
Hael dat hij met goetheijt soude nae het fort gaen, hetwelck
wij beijde hebben gedaen, daerop is Philip Hael geresolveert
om dienselven nacht af te drijven, en ons schip te passeeren
hetwelck hij verscheijde mael seijde te doen, ins ons aller
presentie, soodat de barcke niet onverwacht, voorbij ons schip
is gepasseert, na alle dese woorden is capitein Pleijster, aen
landt gegaen, om met monsieur Bruijnincx het avontmael te
houden, als sij in ’t midden van haer eeten waeren, ben ick daer
ingecomen en aen capitein Pleijster gevraeght of ick dienst
konde doen, met drie van mijn mattroosen, of anders soude
ick se na het fort senden, volgens order van den heer gouverneur

heeft mij geantwoort dat hij eerst mochten eeten, gegeten
hebbende, heeft goetgevonden, dat de boot met het volck na
beneden souden gaen, en een brief te schrijven, aen de heer
gouverneur gelijck hij heeft gedaen, doen is capitein Pleijster, en wij
altesamen gegaen slapen, en ’s nachts is de barcke voorbij
ons schip gevaeren, doch niet onverwacht, want dijto Hael,
en Wagemeester hadde het ’s avonts, in ons aller presentie
verscheijde maelen geseght, dat sij den nacht voorbij ons schip
drijven, alsoo het door capitein Pleijster aen haer versocht was te
weeten mijn en François Bruijnincx, daertoe gebruijckende
des anderdaeghs is Jan Metman, Reeij Le Rous de soon van de heer
Thisso en andere crediteuren meer afgekomen om met hem
Flip Hael en andere te rekenen maer hebben bevonden
dat de barcke gepasseert was, hebben doen tegen capitein
Pleijster geseght komt laet ons hem te weeten de barcke
volgen, wij hebben hier met ons 5 en ghij met UE 8 en wij
sullen noch 2 a 3 man van capitein Sander versoecken

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen