[Volgnr 420, folio 1v:]
kan innemen niet tegenstaende wel vijftien
maenden hier in de revier heeft gelegen, ende
door uwe Ed. Mo. resolutie gepreviligeert is
voor andere afgeladen te worden soo hebben de
planters daerop evenwel geen reflexie willen
nemen gelijck se oock nergens na vragen uwe
Ed. Mo. konnen wel dencken hoe verdrietich dat
het valt niet alleen mijn selven geruïneert
te sien maer dat noch andere vrienden soo merc-
kelijcke schade voor mijn moeten lijden.
Ick heb d’heer Pedij geen anderen raet connen
geven als nochmael soo een schip herwaert
te senden met hondert soldaten ende sich aen
uwe Ed. Mo. t’ addresseren versoeckende dat op
het arrivement van gemelte schip geene suijc-
keren sullen mogen werden geladen tensij dit
volladen is, en datse sullen hebben te betalen een
stuijver per lb. voor vracht waermede vertrou-
we dat hij eenichsints aen sijn garant soude
connen komen sijnde onder correctie voor dese
colonie dienstich dat soo een man, sijnde een
van de grootste coopluij in Holland soude geani-
meert werde sijne negotie hier te continueren
alsoo uwe Ed. Mo. connen verseeckert sijn dat
ingevalle dit schip niet hier gecomen hadt en-
de de kost die ick hieruijt Nieu Engelant ver-
sorcht hebbe soo had dese colonie al lanch wech-
geweest Godt weet watter noch van sal ge-
worden dewijl deselve sonder prompt secours
niet langer can bestaen, verders referere mij
aende nevensgaende bijlagen sijnde nu eenigen
tijt onpasselijck geweest soodat het mij niet
mogelijck is méér te schrijven. Hiermede
afbreeckende bidde Godt voor uwe Ed. Mo.
gesontheijt en prosperiteijt verblijvende.
Edele Mogende Heeren
  Uwe Ed. Mo. gansch ootmoedi-
  gen en onderdanigen dienaer
  J. Heinsius
Surinamburgh
den 18 maert 1680
[Volgnr 420, folio 2: blanco]