Scan: 
resultaat: 
GIDS102Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692)
2-2035.2Volgnrs 253-510, 1675 mrt 25-1683
Bestandnaam:
NL-MdbZA_2_2035.2_419-01.jp2
Datering:
1675 mrt 25-1683
Vorm:
1 pak
NB:
De stukken zijn voorzien van een rondstempel met volgnummer. Deze nummering is circa 1970 aangebracht en is sindsdien veel gebruikt bij verwijzingen. De nummering keert ook terug in het laatste deel van de bestandsnaam van de scans.
Specificatie:
Het bij de scans getoonde nummer betreft een automatisch gegenereerd nummer en heeft geen relatie met het volgnummer op het stuk. Een globale herleiding: scannr 1 = volgnr 253 | scannr 100 = volgnr 290 | scannr 200 = volgnr 330 | scannr 300 = volgnr 376 | scannr 400 = volgnr 421 | scannr 500 = volgnr 462 | scannr 579 = volgnr 506.
Volgnummer:
394 van 591
Duurzaam webadres
Download
Hieronder kunt u het bestand downloaden: Download
Transcriptie

[Volgnr 419, folio 1:]

Den gouverneur deser provintie van Suriname met den gevolge ende aencleven van dien, den eersten deurwaerder hiertoe versocht: Saluyt.
Alsoo d’ heer Bernard Pleijster, capiteyn van de militie binnen dese provintie, ons verthoont heeft hoe dat hij, suppliant, sigh grootelicx beledicht vint in zijne eere, reputatie,
goede naem ende faem door valse, versierde ende onverdragelijcke betichtingen van eenen Philip Haals, binnen de reviere de Commewijne alhier hebbende
gewoont, ende tegens eere en plicht, met eenige andere, met een vaertuygh, sonder daertoe permissie van de regeeringe te hebben verkregen, naer Antiges
gevlucht sonder zijne saken alhier naer behooren te hebben gereddet; even als of hij, capiteyn Pleijster voorschreven, daar hij was gesonden, het opsett
van den voorschreven Philip Haal eenigermaten ruchtbaar zijnde geworden, in plaetse volgens zijn daartoe ontfangene bevell ende notoire plicht
desselfs voorneemen allerwegen te hebben getracht te verijdelen ende tegen te gaan, sigh van denzelven Philip Haal soude hebben laeten omcoopen
op de plantagie van meester François Bruningh met een parthije gout en ringen, ende alsoo de vlucht van den voorschreven Haal ende de zijne
soude hebben toegelaten ende door de vingeren gesien, gelijck hij sulcx seer goddelooselijck ende ombeschaemdelijck derf schrijven in eene missive
uyt Antiges gesonden ende aen de heer Isaack van Muldert geaddresseert, dan of den teneur uit het Engels sijnde getranslateert, van woorde tot woorde alhier in het Duyts vervolgt: “Naar mijne onderdanige
dienst aen U Edele mejuffre ende U Edele kinderen gepresenteert te hebben, is desen om U Edele pardon te versoecken, dat U Edele geen kennisse gegeven hebbe van mijn
vertreck van Surinamme, welcke ick oock noyt aen iemant als capiteyn Pleijster verhaelt hebbe, welcken ick beschoncken hebbe met een parthij gout en ringen

uyt vreese dat hij mij mochte verraden, ende sulcx wanneer ick tot meester Brunnings was, en soo ick hem oyt gemoet, sal hij mij satisfactie geven”, dusverre
uyt den brieff; welcke voorverhaelde lasteringen, alsoo dezelve in geenen deele zijn te verdragen nochte op te croppen bij een man van eere en goede
achtinge, veel minder bij een hooftofficier ende capiteyn van de militie, soo is het dat hij, suppliant, sigh van alle de voorschreven inorme valsche beschuldingen
t’ eenmaal vrij ende suyver kennende, oock bij sichselven volcomentlijck zijnde versekert dat niemant met waerheyt eenig ding tot zijnen laste dienaengaende
kan voortbrengen, gelijck hij wel weet, mits desen versoeckt onse provisie, weshalven wij U Edele comitteeren te trecken ter plaetse daar men gewoon is publycatie
te doen, omme aldaer bij oproeping te daghvaerden den officier van Surinamburgh ende allen dengeenen die tegen den suppliant parthie souden
willen maken, te komen ofte gemachtichde te senden van heden binnen ses maenden, te rekenen ‘tsedert den 22 februari voorleeden, voor ons alhier op
Surinamburgh, om den suppliant te sien presenteeren zijn persoon ende hem te stellen tot purge nopende hetgeene hij, Philip Haal, ofte eenen igelijcken,
wie het oock mocht wesen, hem, suppliant, ten laste soude willen leggen ter causen van ‘tgeene voorschreven is, in wat mannieren het oock sighselven
toedragen mochte, ende hem daaraf te sien verklaaren puyr, suyver ende innocent, ende oock om te sien ordonneeren op de reparatiën van injurren

indien daar eenige vallen, gelijck hetselve naer rechte betaemt daartegens te seggen, het contrarie te sustineeren, ende voorts te
procedeeren als naar rechte, latende copie volgens de instructie; en ons relateerende U wedervaeren, dit tegenwoordige mandament van
purge, volgens het versoeck van den voorschreven Pleijster bij requeste gedaen en aen hem geconsenteert, sal aenstaen ses volle jaeren, maenden.
Aldus gedaan Zurinamburgh, 13 martii 1680. Was geteyckent: J. Heinsius. Lager stont: ter ordonnantie van den gouverneur;
getekent: A. van Gheluwe.

  Accordeert naar gedane collatie met sijn originele,
    dat ick getuige,
    A. van Gheluwe
    1680

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen