[Volgnr 384, folio 1:]
  De heer fiscael eijser
  contra
  Jan Preunier geboortigh van
  St. Jean d’Angelij * out 34 jaren
  jegenwoordigh gedetineerde
Den fiscael secht dat den gedetineerde ontrent
drie weecken geledne op de plantagie van den
heer gouverneur sijnde vertrout als corporael ende toe-
sienders van deselve een coebeest heeft dootgeschoten
ende door hem ende ’t verder volck van de plantagie
doen opeten waerop is gebeurt dat eenige dagen
daerna de negers van gemelte plantagie een kalf
hebben gedoot ende aen hem gedetineerde gebracht ’twelck
hij mede beneffens het volck heeft opgegeten en
daerenboven diverse vruchten van de plantagie tegens
ordre geconsumeert, concluderende derhalven dat
den gedetineerde sal werden gebracht ter plaetse daer-
men gewoon is criminele justitie t’administreren
ende aldaer gestraft te werden met de coorde datt[er]
de doot naer volcht.
Den heer gouverneur beneffens den Ed. gestr[enge]
crijsraet gehoort hebbende des gedetineerde confessie doen
recht uijt de naem van de hooge overigheit ende ge-
bruijckende gratie in plaets van rigeur van justitie
condemneert den gedetineerde gebracht te werden ter
plaetse daer men gewoon is criminele justitie
t’administreren ende aldaer met de strop om de hals
wel strengelijck met roede gegeesselt ende gebrant-
merct te werden, bant hem verders voor den tijt
van vijfentwintigh jaren uijt dese provintie ende
condemneert hem in de costen en misen van justitie
aldus gedaen Surinamburgh den 15 januarij 1680
Den heer gouverneur beneffens den Ed. gestrenge
crijgsraet nader gehoort hebbende Philip Dimanch,
Joseph Plowa, ende Catharina Dimanche die ver-
klaerden dat den gedetineerde gesecht heeft dat hij
van intentie was na Serammeka bij d’indianen
te loopen onder dewelcke hij voor desen aen Cajana
geloopen heeft ende aldaer een compagnie van vijftich ofte
hondert man bijeen te krijgen ende daermede hier is