[Volgnr 381, folio 1:]
Mijn heer
Uwe Excellenties missive gezonden in Nevis december 1679
is ons op 7 januarij 1680 door den schipper van de Deptford
ketch wel ter hant gestelt, waerbij uwe Excellentie ver-
souct dat aen de subjecten van Sijne Majesteit mochte
verlof gegeven worden om met hare goederen ende
familiën van hieraf te gaen, ingevolge van de vrede tot
Breda geslooten ende het laetste tractaet daerop
gevolcht.
Hierop sal dienen voor antwoorde dat volgens het
vijfde articul van ’t laeste tractaet aen diegene
soo wegens Sijne Majesteit herwaerts gesonden worden
brieven ende instructiën van d’Heeren Staten Generael
aen haren gouverneur sullen medegegeven worden,
waerop de schepen sullen geadmitteert en d’En-
gelse afgevoert werden.
Soo hebben wij twee van onse officieren gecom-
mitteert ende gesonden aen capitein James Aire om te
vernemen of hij van soodanige brieven ende instructiën
is versien die ons gerapporteert hebben van neen en
dat gemelten capitein verklaert heeft niet anders
te hebben als d’ordres van uwe Excellentie weshalven wij
ons niet bevoucht vinden eenige Engelse planters
te laten vertrecken sonder alvorens soodanige brieven
ende instructiën te sien als sijnde ’tselve voor onse
heeren en meesters onverantwoordelijck. Willen derhalven
niet twijfelen of uwe Excellentie sult hier in satisfac-
tie nemen, ende ons verexcuseert houden, sullende
verders aen alle die van d’Engelse natie onder ons
gouverno sijnde alle gedienstigheijt bewijsen gelijck
deselve in alle manieren soowel getracteert worden
als die van onse natie ende soo wij uwe Excellentie er-
gens anders mede connen dienst doen sullen ’tselve
geern betrachten ende verblijven
Surinamburgh den 9 januarij 1680