[Volgnr 363, folio 1v:]
ordonneren om onse bescheeden dienaangaande na te zien, ook selfs de
scheydslinie oostelijk oploopende waarbij mijn regt wel blijken sal. Nog
versoeke ik ’tselve haastelijk mag geschieden tot oorsaak dat d’heer Van Ruyven
ook tijt nog mogt hebben om sig van andere grond te versien en bosch te
vellen eer de regentijt incomt, loopende den droogentijt op ’t eynde.
Wenschte U. Edelheyt hem ook gelieve te verbieden ’t kappen van hout tot vaten of anders in
mijn grond, ’tgene mij digtbij zijnde in dese becommerlijke tijt best
sal dienen, zijnde ’tselve overal niet te vinden, versoek ootmoedig
Zijn Edelheyts antwoorde en ordre met toonder deses om vernijderinge en moeielijkheyt
met dien heer te ontgaan, ’twelk Zijn Edelheyt met weynig regulen sal
kunnen doen also de saak aen geen court en hangt. Mijn heer ’k bekenne
dat indien dit obtinere onder veel obligatiën die Edelheyt op mijn persoon
gelegt hebt hetgeen van de minste sal zijn en ook altijt erkent sal
worden van
Torarica
15 octobris 1679
Mijn heer
U.E. dienstwilligen dienaer
J. Basselius