Scan: 
resultaat: 
2Staten van Zeeland en Gecommitteerde Raden, (1574) 1578-1795 (1799)
2035.1Volgnrs 1-252
Bestandnaam:
NL-MdbZA_2_2035.1_124-03.jp2
NB:
De stukken zijn voorzien van een rondstempel met volgnummer. Deze nummering is circa 1970 aangebracht en is sindsdien veel gebruikt bij verwijzingen. De nummering keert ook terug in het laatste deel van de bestandsnaam van de scans.
Specificatie:
Het bij de scans getoonde nummer betreft een automatisch gegenereerd nummer en heeft geen relatie met het volgnummer op het stuk. Een globale herleiding: scannr 1 = volgnr 1 | scannr 100 = volgnr 41 | scannr 200 = volgnr 76 | scannr 300 = volgnr 109 | scannr 400 = volgnr 151 | scannr 500 = volgnr 191 | scannr 600 = volgnr 230.
Annotatie:
Meerdere stukken zijn voorzien van transcripties. Indien dit het geval is zal in de viewer rechtsboven een knop met een pen zichtbaar worden.
Raadpleegvestiging:
Middelburg, Hofplein
Volgnummer:
339 van 665
Duurzaam webadres
Download
Hieronder kunt u het bestand downloaden: Download
Transcriptie

[Volgnr 124, folio 2v:]

in consideratie geliefden te nemen, ’tgeen de luijden als se
herwarts komen belooft wordt, ende soo menichmael aen
d’inwoonders is toegeseijt, en waerover mij de luijden
daechlicks moeijelick vallen, ’tgeen ick oock aen mijn-
heer Stavenisse, mijnheer Engelsen, en mijnheer Huij-
bert op mijn vertreck hebbe voorgedragen, ende
tot uedelmogende voordeel moet uijtvallen, namentlick
dat uedelmogende een schip of twee na de kust van
Guiné dienden te senden om negers aldaer af te halen,
ende gelijck voor desen de Royale Compagnie alhier
gedaen heeft op credijt onder een behoorlicke interest te verkoopen,
en insgelijcks op dieselfde voet een schip of drie
met beesten, soudende soodoende de planters die
een neger of twaelf hebben, op credijt daer sooveel
bijkrijgende, datelick een molenwerck konnen opsetten,
’twelck met weijnich negers niet geschieden kan,
en derhalven streckt tot groote prejuditie van ’t lant,
komende daer noch bij in consideratie, dat uedelmogende
nooijt verliesen konnen, want twaelf negers op
credijt leverende aen ijemandt die der twaelf of min
of meer heeft, soo hebben uedelmogende in alle geval,
guarant op de 24 ofte sooveel alsser sijn,

mitsgaders den gantschen staet van die man die u-
edelmogende crediteeren, en komt daer noch bij dat
alle die luijden soo vast alhier geset worden
dat nimmermeer van ’t lant sullen afgaen,
versoecke derhalven andermael reflexie daerop
te nemen ende indien uedelmogende niet soude
believen hetselve bij der handt te nemen, daer eenige welge-
stelde en stijfgebeursde kooplieden toe te krijgen dewelcke indien der
geen in Zeelandt ’tselve souden willen doen t’ Amster-
dam, gelijck mij de joden hier seggen, genoech souden
te vinden sijn, sijnde dit het rechte middel om dese
colonie te doen floreeren, van alle kanten planters
herwarts te trecken, en de groote quantiteijt suijcker

[Volgnr 124, folio 3:]

alhier te maecken, uedelmogende verseekerende, dat, soo-
doende, in den tijt van drie jaren, sestich suijckermolens
alhier sullen sijn, die ik kan reekenen en bij d’inwoonders
te sullen gesticht worden, van dewelcke sommige
anders in tien jaren, ja misschien nimmermeer soo ver
niet sullen geraecken, ’t is wel waer dat hier negersche-
pen genoech komen, en noch daechlicks staen te komen,
oock is waer dat sij de planters crediteeren, maer soo
crediteeren is ruïneeren, want sij die luijden die de
negers op credijt koopen, deselve hooger doen betalen
als se weerdich sijn, en dat op soodanigen swaren interest
ende korte termijnen dat de luijden onmogelick niet
subsisteeren ende haer contract volbrengen konnen,
daerbij komende noch de groote onbeleeftheijt van
sommige schippers, die de geringe luijden die om een neger
of twee op credijt te koopen aen boort komen, seer
brutael bejegenen, soodat veel Engelsche daerover
klagen, seggende dat het voor desen soo niet en was,
en dat een man die bevonden wiert neerstich te sijn,
altijt met credijt te geven voor ’t gepousseert wiert,
en diergelijcke woorden meer, soodat hetgeene ick u-
edelmogende diesaengaende geremonstreert heb geheel noot-
saeckelick is, was oock te wenschen dat uedel-
mogende wilden resolveeren, om al die rasphuijsboeven en

hoeren en al die vagabonden en bedelaers die langs
de straten loopen, op te laten nemen, en herwarts te
laten brengen, om voor drie jaren niet verkocht
maer onder een harde discipline verhuert te worden,
soudende soodoende dit lant met veele menschen, ende
deselve genootsaeckt te wercken, met veele goede
planters versien worden, indien uedelmogende hetselve
gelieven in ’t werck te stellen, sal tot een groote
verbeteringe van de colonie strecken ende sult van
veele vagabonden veel eerlicke luijden maecken.
Wat nu belangt de indianen, dewelcke tot securiteijt

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen