Zelnering en de Lange en Korte Zelke in Vlissingen

Zelke komt van zelnering, oftewel zoutwinning. De Lange en Korte Zelke in Vlissingen hebben in de loop der eeuwen een gedaanteverwisseling ondergaan.

De Lange Zelke in Vlissingen, 2016. Foto: Jan de Ridder. Zeeuws Archief, Beeldbank Vlissingen nr 59324.

Een achteloze bezoeker van de Vlissingse binnenstad zou het niet meer herkennen. De beide Zelkes, de Lange en de Korte, behoren tot het oudste deel van de stad Vlissingen. Ze moeten ontstaan zijn voor het begin van de 14e eeuw, voor de aanleg van de nieuwe havens aldaar.

Voor een verklaring van het ontstaan is het nodig ons te verplaatsen in de tijd.

Er bestond een dorpje Oud-Vlissingen, in de buurt waar nu de watertoren staat. Dit dorpje had een haven en een deel van de bewoners leefde van de visserij. Voor de verwerking van de wis was zout een noodzakelijk product. Voor dit zout zorgde men zelf.

Zelnering

Dit gebeurde door middel van de zelnering. De bewoners hadden ontdekt dat het veen onder de zeeklei een uitstekende brandstof was. Dit veen, turf of darink (derrie zoals men het in Zeeland noemde) werd de oorzaak van een “industrie”: het darinckdelven of de moernering. Daartoe werd de bovenlaag van de grond afgeschept en de moer of derrie werd met een spade in langwerpige stukken gestoken en gedroogd. Daarna kon het als brandstof dienen.

Deze gedroogde derrie kon ook voor een ander doel gebruikt worden. Na vermenging met zeewater kon men er zout uit winnen. Dat werd zelnering genoemd. Zel betekent zout.

Het ging als volgt in het werk. De gedroogde derrie ging naar de zoutketen, een deel diende tot brandstof voor de zelovens, een ander deel werd tot as verbrand. Dat as werd in de pannen die op de ovens stonden gedaan, waarna het spul in de pan overvloedig met water werd overgoten tot een verzadiging bereikt was. De ovens werden aangestoken en na verdamping van het water bleven de zoutkristallen over. De as werd verzameld. De huurder van het vuilnis haalde het op en gooide het op een grote hoop: De Zelkheuvel. (Zelk = as).

Deze hele nering moest in verband met het brandgevaar (denk aan houten huizen, bedekt met rieten daken) buiten het dorp of stad plaatsvinden. In dit geval dus buiten het dorpje Oud-Vlissingen.

Om het vervoer van de turf naar de zoutpannen en het zout met de as daar vandaan te vergemakkelijken, ontstonden er weggetjes. Eén zo’n weggetje naar de asheuvel toe was de Korte Zelke. Een weg langs de zuidkant van de heuvel was de Lange Zelke. Beide straten kwamen in rechte lijn westwaarts uit in wat nu de Slijkstraat is. (Destijds was daar de haven van Oud Vlissingen).

Later zou deze omgeving bij Nieuw Vlissingen getrokken worden. Toen was hier de zelnering al over het hoogtepunt heen. In de loop van de 15e eeuw gingen de vissers namelijk al om zout naar Frankrijk en Spanje omdat deze van betere kwaliteit was en nog minder kostte. Nog weer later, maar dan zitten we al in de 17e en 18e eeuw, ging men van Vlissingen naar het Caraïbisch gebied om zout te halen.

Verbod moernering

In 1515 was trouwens de hele moernerng door Karel V al verboden wegens het gevaar dat deze vorm van nijverheid opleverde. Buitendijks voor de dijken – dijkvallen kwamen voor omdat men te ver tot aan de dijk door ging – en binnendijks omdat het de vruchtbaarheid van de grond verminderde.

Overigens was de overheid als sinds de 13e eeuw bezig geweest om via allerlei maatregelen paal en perk te stellen aan het darinckdelven. Dit alles met wisselend resultaat.

Nadat de zelnering teniet was gegaan kon er op de zelkheuvel gebouwd worden. Eerst had hier een molen opgestaan. In 1643 werden er 23 huisjes op gebouwd. Dit complex staat er nu nog: het huidige Zeemanserve.

Sloop Lange Zelke

De bebouwing van de Lange Zelke heeft het loodje moeten leggen in de moderniseringsdrift van de jaren zestig. Vandaar dat de argeloze bezoeker van dit gebied verbaasd kan zijn dat men daar toch in het oudste deel van de stad Vlissingen loopt.

Sloop van de Lange Zelke in Vlissingen, gezien richting Walstraat, jaren 60 van de 20e eeuw. Foto gemnaakt door W. Sprong. Zeeuws Archief, Beeldbank Vlissingen 7513.30007.