Welke wachtschepen van de Koninklijke Marine hadden Vlissingen als thuishaven in de eerste helft van de negentiende eeuw? En een zware bestraffing van een koksmaat.
In 1814 werd besloten tot de opheffing van de marinewerf te Antwerpen en de aanleg van een nieuwe marinewerf te Vlissingen. De laatste bestond in feite uit twee werven, een constructiewerf voor nieuwbouw en reparatie, en een uitrustingswerf. Ook werd in Vlissingen een wachtschip gestationeerd.
Een wachtschip heeft bij de Koninklijke Marine in de loop der tijd twee betekenissen. Enerzijds was het niet meer dan een drijvende kazerne in een marinehaven (in Vlissingen was dat in feite de Dokhaven) en diende het dus als woonverblijf voor matrozen en/of mariniers.
Een wachtschip kon echter ook op de rede worden gestationeerd en dan werd het voor vaardiensten gebruikt. In Vlissingen betekende dit onder meer toezicht houden op de Schelde, waarbij een vrije scheepvaart werd gegarandeerd, maar ook handhaving van de quarantaine tegen besmettelijke ziekten.
De wachtschepen in Vlissingen
Hier volgt een overzicht van de wachtschepen van de Koninklijke Marine die in de eerste helft van de negentiende eeuw in Vlissingen lagen. Deze lijst is niet compleet, er zal meer archiefonderzoek moeten plaatsvinden om de lacunes in te vullen.
Fregat Minerva
Het fregat Minerva was in 1812-1813 kazerneschip te Vlissingen en in 1818-1820 en opnieuw in 1823-1835 wachtschip te Vlissingen
Dit halfmodel van het fregat Minerva is afkomstig uit de voormalige modellenkamer van het departement van marine.
De Minerva werd gebouwd op de Vlissingse admiraliteitswerf, de latere uitrustingswerf van de Koninklijke Marine. Volgens de Amsterdamsche Courant d.d. 28 augustus 1804 gaf de raad van de Bataafse Marine opdracht tot haar bouw. Dit nieuws werd met enthousiasme door de Vlissingse ingezetenen ontvangen. Bewapend met 32 kanons kreeg zij als afmetingen 145’ x 40’ x 15‘ (holte) x 12 3/11’ (voor) – 14 2/4’ (achter). De gebruikte lengtemaat was vermoedelijk de Amsterdamse voet oftewel 0,2831 meter.
De bouw werd snel ter hand genomen want op 7 oktober was zij al op stapel gezet en op 28 december 1805 werd het fregat te water gelaten.
Tussen 1812 en 1813 diende de Minerva als kazerneschip te Vlissingen. In juni 1813 namen de Franse bezetters het schip mee naar Antwerpen, België. Daar werd het later aangetroffen en overgedragen aan Nederland. Overgebracht naar Vlissingen werd zij daar uiteindelijk in gebruik genomen als wachtschip.
In 1830 werd de Minerva ook gebruikt als drijvende gevangenis. De Middelburgse Courant d.d. 26 oktober 1830 meldde een gevecht bij Oostburg tussen Nederlandse troepen en het zogenaamde Parijs-Belgische legioen. Het werd een nederlaag voor het legioen met vele doden en 21 mannen werden als krijgsgevangenen meegenomen naar Vlissingen en vastgezet op de Minerva.
Vijf jaar later kwam ook het einde voor het wachtschip. Zij was in een dermate slechte conditie dat niets restte dan de verkoop voor de sloop. Haar commandant, officieren en manschappen werden op non-actief gesteld voor zover zij niet meer nodig waren. De verkoop leverde ƒ 4.660,- op.
Commandanten van de Minerva:
- J.H. Bolken 20 december 1821-18 oktober 1824
- C.A. Bodel 18 oktober 1824-15 februar1 1826
- J.C. Rijk 15 februari 1826- medio april 1827
- J.R. Machielsen 1 mei 1828-16 augustus 1830
- L.L. Spengler 16 augustus 1830-1 april 1835
Fregat Euridice
Het fregat Euridice werd in december 1801 op stapel gezet op de Rotterdamse marinewerf en op 21 april 1802 te water gelaten. Afmetingen 145’ x 40’ x 15’. De gebruikte lengtemaat was vermoedelijk de Amsterdamse voet oftewel 0,2831 meter. DeMiddelburgsche Courant d.d. 26 december 1833 vermeldde haar terugkeer van de rede in de Dokhaven op de 23e.
Op de rede deed zij dienst als wachtschip. Op 1 april 1835 werd zij onder het commando van kapitein captain F.G. Courier dit Dubikart in dienst gesteld als wachtschip te Vlissingen in de plaats van de Minerva. Vanaf 1842 werd de Euridice gebruikt als kostschip.
Bijgaand halfmodel is afkomstig uit de voormalige modellenkamer van het departement van marine. De naam van de modellenmaker is onbekend. Ten onrechte werd zij aangeduid als korvet.
De Zierikzeesche Courant d.d. 2 november 1847 meldt dat op 12 november op de marinewerf de Euridice op een publieke veiling te koop werd aangeboden. Het schip ligt dan in de Marinehaven met de vermelding dat het vroeger als logementsschip heeft gediend.
Na de verkoop is het inderdaad gesloopt. In de Vlissingse Courant van 26 januari 1848 stond de bijgaande advertentie.
Onderstaand volmodel van het fregat Euridice is afkomstig uit de voormalige modellenkamer van het departement van marine. Het model is afkomstig uit Rotterdam en is ontworpen door Pieter Glavimans, de naam van de modellenmaker is onbekend. Het model is gebruikt op het Instituut van de marine te Fijenoord-Rotterdam als instructiemodel en uiteindelijk terechtgekomen in de collectie aangelegd door de Amsterdamse marinewerf.
Fregat Maas
Na de Euridice wordt het fregat Maas als wachtschip in gebruik genomen. Dit fregat is al eerder op dit weblog aan de orde gekomen. Na haar buitendienststelling doet zij vanaf 16 mei 1850 dienst als logementsschip tot de verkoop in 1853.
In de negentiende eeuw waren lijfstraffen nog steeds in zwang. De Zierikzeesche Nieuwsbode d.d. 17 januari 1845 gaf hiervan een voorbeeld. Koksmaat Willem Schalkwijk was betrokken geraakt in een vechtpartij en bovendien beschuldigd van insubordinatie. De zeekrijgsraad te Vlissingen veroordeelde hem tot de doodstraf, te voltrekken met de kogel.
Bij koninklijk besluit van 19 December 1844 echter werd hem de doodstraf kwijtgescholden. Helemaal ongeschonden kwam hij er niet vanaf. Zijn straf bestond nu uit twee keer ra vallen, een keer laarzen en vervolgens een gevangenisstraf van 10 jaar. Laarzen betekende dat met een stuk in pekel gehard touw een aantal slagen op de derrière, gestoken in een met zeewater nat gemaakte broek, werd gegeven. Bij ra vallen werd de betrokkene met een touw opgehesen aan het uiteinde van een ra. Vervolgens werd het touw gevierd en viel hij in het water. Om er zeker van te zijn dat hij zonk, was een gewicht aan zijn voeten bevestigd. Vervolgens werd hij weer uit het water omhoog gehesen. Bij Willem werd deze procedure dus twee keer herhaald.
Commandanten:
- N.L. Koops 1 september 1842-1 april 1844
- J. Enslie 1 april 1844-1 oktober 1844
- W. baron de Raet 16 oktober 1844-10 januari 1847
- J.F. Kist 10 november 1847-1 juli 1848
- W. baron de Raet 1 juli 1848-16 mei 1850
- Alle Hens, september 1979
- Gedenkboek Kon. Insituut voor de Marine te Willemsoord 1854-1929
- Glavimans, “Schepen op de admiraliteitswerf gebouwd” in: Rotterdamsch Jaarboekje, reeks 01, jaargang 07, 1900
- Ph.M. Bosscher, Een nuchter volk en de Zee. Beeldverhaal van de Nederlandse Zeegeschiedenis (Bussum 1979)
- W.J.L. Poelmans. Nieuwsberichten in: Rotterdamsch Jaarboekje, reeks 01, volume 1, 1910
- G.J.A. Raven, De kroon op het anker, 175 jaar Koninklijke Marine (Amsterdam 1988)
- A.J. Vermeulen, De schepen van de Koninklijke Marine en die der gouvernementsmarine 1813-1964
- Nationaal Archief, Admiraliteitsarchieven XLVII no. 17 (Asmus)
- National Archief, Scheepsjournalen
- Nationaal Archief, Den Haag, Archief Hellevoetsluis inv.nr 507