Vlissingen en de marine (1900-1940)

Vlissingen heeft een relatie met de marine die teruggaat tot in de zestiende eeuw. Na een mindere periode in de negentiende eeuw is er vanaf 1900 meer aandacht voor de strategische ligging van Vlissingen. Dit verhaal gaat over een papieren strijd tussen Vlissingen en Middelburg en hoe de Eerste Wereldoorlog het behoud van de marine verstoort.

Marine teruggebracht tot minimum

De marinewerf in Vlissingen is ondanks haar korte bestaan (1814-1868) van groot belang geweest voor de marine, met name als het gaat om de scheepsbouw. De werf is tot 1814 in handen van de Zeeuwse admiraliteit en wordt daarna overgenomen door de Koninklijke Marine. Nieuwe methoden en ideeën, al dan niet afkomstig uit het buitenland, past men hier toe. De werf vormt ook een broedkamer voor de scheepsbouwingenieurs van de marine.

Vlissingen moest een belangrijke haven worden en daarmee Amsterdam en Rotterdam naar de loef steken. Het loopt echter anders ondanks het vele geld dat er in gestoken wordt. Tegelijkertijd vermindert de aanwezigheid van de marine tot een absoluut minimum. Het wachtschip wordt steeds kleiner, op een gegeven moment zelfs zonder eigen voorstuwing en dat bemoeilijkt patrouilleren op de Schelde. De stoomkanonneerboot die later gestationeerd wordt, is regelmatig afwezig voor oefeningen. De mariniers zijn in 1869 ook vertrokken. Vlissingen wordt dus eigenlijk weerloos achtergelaten voor aanvallen vanaf de Schelde, ondanks dat inmiddels de grootste scheepswerf van het zuiden des lands, Kon. Mij De Schelde de marinewerf in 1875 overneemt. Ondertussen wordt het Kanaal door Walcheren aangelegd en krijgt Vlissingen de beide Binnenhavens, de Buitenhaven en een nieuwe toegang tot de Schelde. Een derde Binnenhaven is, ondanks plannen daarvoor, nooit gerealiseerd.

Fort de Ruyter

Rond 1900 blijft de aanwezigheid van de marine in Vlissingen beperkt tot een enkel wachtschip. Daar komt verandering in als tussen Japan en Rusland in 1904 oorlog uitbreekt. In Den Haag beseft de politiek plots het bestaan van Vlissingen weer. Een haven gelegen aan de Schelde met veel internationaal scheepvaartverkeer, ook richting Antwerpen en achterland, dat met een summiere verdediging kampt. Een grote rammonitor vertrekt dan ook richting

Eerste schip ram monitor Hr Ms Reinier Claeszen (1904-1907) in de Buitenhaven van Vlissingen. Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata, deel II, nr 2846.

Vlissingen.

De oorlog heeft voor Nederland geen directe gevolgen. Wel krijgt men er in het Verre Oosten een potentieel gevaar bij, namelijk Japan dat Rusland als maritieme mogendheid uitschakelt. Voor Vlissingen verandert er wel iets. De Haagse aandacht verzwakt niet, in tegendeel! Niet alleen een oorlogsdreiging speelt mee, want in dezelfde periode bouwt De Kon. Mij. De Schelde de Luctor et Emergo, de eerste Nederlandse onderzeeboot. De marine neemt haar over als de O 1 en richt in Vlissingen de onderzeedienst op. De Vlissingse havens zijn nu van belang, met dank aan deze particuliere scheepswerf.

Tijdens begrotingsperikelen bespreekt de Tweede Kamer in 1913 tot in de finesses het maritieme belang van Vlissingen en de noodzaak van een goede verdediging. Maar het nut hiervan betwijfelt men. Ondanks aandringen vanuit het parlement ligt er opnieuw alleen maar een kanonneerboot. De marine kan geen groter schip missen, beweert de minister. De oplossing denkt men te vinden in het Fort de Ruyter, gelegen beoosten de Buitenhaven. Alleen bouwt men het niet af. De restanten zijn nu nog zichtbaar in het landschap.

  • Voormalig pantserdekschip annex kruiser van de Kon. Marine, op 17 jan. 1899 bij de Kon. Mij. De Schelde te water gelaten en 1 maart 1900 in dienst gesteld. In 1926 als wachtschip ingericht in de Eerste Binnenhaven. Rechts ziet men de marinekazerne en op de achtergrond de Prins Hendrikweg. Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen, nr 39379.

  • Kantine in de marinekazerne op het terrein bij de Eerste Binnenhaven (ca. 1937). Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen, nr 39384.

  • "Ziekenzaal der Koninklijke Marine te Vlissingen." Marinekazerne op het terrein bij de 1e binnenhaven (ca. 1937). Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen, nr 39386.

    Marinehospitaal

    In het tweede oorlogsjaar (1915) beseffen de Haagse politici het politieke en militaire belang van de Westerschelde en het strategisch gelegen Vlissingen. Het Vlissingse college vergelijkt Vlissingen later zelfs met Gibraltar. Naar goed Nederlands gebruik krijgt een commissie de opdracht uit te zoeken wat voor een permanente marinebasis allemaal nodig is.

    Naast een haven zijn daarvoor ook faciliteiten aan land nodig. Het oog valt op de landtong tussen de Eerste en Tweede Binnenhaven. De gemeente Vlissingen vindt het overigens logischer als de marine zich vestigt aan de oostzijde van de Buitenhaven. Vanuit de Buitenhaven kunnen marineschepen immers ongehinderd aankomen en vertrekken en de binnenhavens bleven gereserveerd voor handel en nijverheid. Voor de commandant en zijn staf zijn naast kantoren ook huizen aan Boulevard Evertsen gepland. In de te verlengen buitenhaven zouden pontons komen voor het afmeren van onderzeeboten en torpedoboten.

    Wat komt er van deze ideeën terecht? Er ontstaat een papieren strijd tussen Vlissingen en Middelburg, dat deels in het voordeel van Middelburg uitpakt. Zowel de marinestaf als het marinehospitaal komen in Middelburg. Tevergeefs wijst men er op dat de schepen in Vlissingen liggen en dat gewonden dus geen directe hulp krijgen. Zij moeten hiervoor naar Middelburg.

    In januari 1919 vervoert een particuliere auto gewonde opvarenden van de torpedoboot Hr. Ms. G 14 naar het ziekenhuis in Middelburg. De ambulance is pas een uur later ter plaatse. Het marinehospitaal is er dan nog niet. Vlissingen neemt de kans waar om de Tweede Kamer er op te wijzen dat het misdadig is dat schepelingen niet direct alle hulp krijgen die nodig is. Het marinehospitaal hoort thuis in Vlissingen en nergens anders.

    De commandant der Stellingen van de Monden der Maas en der Schelde vestigt zich in Middelburg, ver weg van zijn mensen en schepen. Zijn staf is in het Kommandementsgebouw gehuisvest, hijzelf woont aan de Rouaansche kade in een van de gemeente gehuurde woning. Middelburg krijgt dus de beter betaalde ambtenaren in huis, terwijl Vlissingen blijft zitten met de lagere rangen en standen en hun karige inkomens. En dat terwijl het college schrijft dat de stad in zeer ongunstige financiële omstandigheden verkeert.

    De Eerste Wereldoorlog laat nog lang haar sporen achter. Vissers treffen geregeld zeemijnen in hun netten aan. Ze voeren met het oorlogstuig nog aan boord en meren af in de Vissershaven. De marine vindt dat een minder goed idee en stelt een andere, meer geïsoleerde plek voor. De kop van het oude roeiershoofd is volgens eenieder geschikter.

    Na de Eerste Wereldoorlog

    De tijdens de Eerste Wereldoorlog verwoeste marinekazerne herbouwt men aan de Eerste Binnenhaven. De kazerne bestaat uit kantoren, werk- en bergplaatsen, gymnastieklokaal en provoostgebouw. Vlissingen lijkt een echte marinebasis te worden. Niets is minder waar. Naoorlogse bezuinigingen maken een eind aan de Vlissingse illusies. Het begint met de opheffing van het bureau van de versperringscommandant in 1919. Gevolgd door de opheffing van het marinecommando in Middelburg en veel erger door de overbrenging van de onderzeedienst en de torpedodienst naar Den Helder. Van alle zijden komen protesten, ook vanuit de marine zelf. Het is zinloos, zelfs gelet op de nodeloze afschrijving van meer dan 300.000 geïnvesteerde guldens. In 1924 wordt de onderzeebootbasis te Vlissingen gesloten, terwijl de Kon. Mij. De Schelde de grootste onderzeebootbouwer voor de Tweede Wereldoorlog is en marinepersoneel dus naar Vlissingen moet afreizen voor training, proeftochten en overname.

    Niet getreurd, de stad krijgt een tweede kans. Als compensatie besluit de regering in 1926 de opleiding van matrozen vanuit Gorinchem naar Vlissingen over te brengen. Tweede Kamerleden stellen indringende vragen over deze verhuizing. Waarom zijn hierover geen stukken aanwezig? Is het archief van het Departement niet in orde of is alles geregeld in een onderonsje? Zijn er wel woningen beschikbaar en kan de gemeente Vlissingen de eventuele nieuwbouwkosten wel dragen? In eerste instantie zijn voor het personeel 38 woningen nodig. Ondanks herhaaldelijk aandringen vanuit de marine gaat het beschikbaar stellen hiervan niet zonder slag of stoot. Het milieuverschil tussen Gorinchem en Vlissingen komt uitvoerig aan de orde. Jongelui onderbrengen in een omgeving met veel volwassen zeelieden en zeer veel arbeiders is af te raden.

    Verhuizing naar Vlissingen

    Alle discussie ten spijt, de opleiding verhuist naar Vlissingen. Inmiddels is de oude kruiser Hr. Ms. Noord-Brabant omgebouwd. Vanaf eind 1926 komt zij in de Eerste Binnenhaven tegenover de marinekazerne te liggen. Zij doet dan dienst als wacht- en opleidingsschip. De opleiding groeit van zo’n tweehonderd man per jaar naar vierhonderd man per jaar vanaf 1938. Op de schepen dienen nog honderden mannen. In de stad zijn ongeveer tweehonderd huishoudens gevestigd die rond de zeshonderd personen tellen. Dit aantal loopt zelfs op tot rond de 275 huishoudens met rond de achthonderd mensen. Dan begint de Tweede Wereldoorlog. In 1940 is de Noord-Babant door haar eigen bemanning tot zinken gebracht, de kanonneerboot Bulgia in de grond geboord door een Duits vliegtuig en de torpedobootjager Philips van Almonde opgeblazen. Andere schepen zoals de onderzeeboot O-21 ontkomen richting Engeland.