De negentiende eeuw bracht een van de meest door zeelieden gevreesde wapens voort: de torpedo. In 1928 bouwde de Koninklijke Maatschappij De Schelde de torpedobootjager Hr. Ms. De Ruyter, omgedoopt in Van Ghent.
Er werd een apart scheepstype voor ontwikkeld, de torpedoboot, een snel varend, kleine bootje. De kleine torpedoboten vormden een bedreiging voor de grote slagschepen. Natuurlijk nam men tegenmaatregelen als snelvurende kanons en torpedonetten om gelanceerde torpedo’s tegen te houden. En er werd een nieuw scheepstype ontwikkeld, de torpedobootjager, voor het opsporen en uitschakelen van torpedoboten.
Bewapend met torpedo’s werden torpedobootjagers op hun beurt een potentieel gevaar voor de grote schepen. Hun kanons waren hiervoor te licht, maar met hun torpedo’s konden ze de genadeslag toebrengen na een zeeslag. Bovendien werden ze meer en meer gebruikt om konvooien te beschermen, speciaal toegespitst op onderzeebootbestrijding. Zo’n torpedobootjager was de Hr. Ms. De Ruyter, verderop in de tekst beschreven.
Na de Tweede Wereldoorlog kwamen in de meeste marines torpedobootjagers in de plaats van hun grotere broer: de kruiser. Onze huidige luchtverdediging- en commandofregatten zouden in de Amerikaanse marine als jagers worden aangeduid.
Verschillende klassen torpedobootjagers
De Koninklijke Marine heeft voor de Tweede Wereldoorlog drie klassen torpedobootjagers laten bouwen. De eerste was de Wolf-klasse of Roofdierklasse, gebaseerd op een ontwerp van de Engelse scheepswerf Yarrow en gebouwd tussen 1910-1913. Van de 8 stuks bouwde De Schelde er 6.
Overigens bestaat de indruk dat bij de aanbesteding sprake was van prijsafspraken tussen de grote Nederlandse scheepswerven. De, in verhouding met buitenlandse torpedobootjagers, kleine scheepjes waren bestemd voor Nederlands-Indië. Hopeloos verouderd en veel te langzaam moest naar een opvolger worden gezocht. Zoals gebruikelijk speelden financiën hierbij een (te) grote rol. Ambitieuze plannen werden in de kast gelegd tot men opnieuw voor een Engels ontwerp (HMS Amazon en Ambuscade) koos.
Torpedobootjager Hr. Ms. De Ruyter (Van Ghent)
In de jaren ’20 van de twintigste eeuw werd begonnen met de bouw van de, opnieuw uit 8 torpebootjagers bestaande, Admiralen-klasse. De Schelde kreeg opdracht voor slechts één schip.
Op 17 december 1924 bracht de De Koninklijke Maatschappij De Schelde een offerte uit voor de bouw van de torpedobootjager Hr. Ms. De Ruyter, deel uitmakend van de zogenaamde Admiralen-klasse. Het contract werd getekend op 21 of 31 december 1924, waarna het benodigde staal op 17 april 1925 werd besteld en het afschrijfwerk begon op 19 juni 1925. De kiellegging met bouwnummer 179 geschiedde op 27 augustus 1925 op de noordhelling in de Dokhaven.
Omdat in Rotterdam de kruiser De Ruyter in aanbouw was, werd de Vlissingse torpedobootjager De Ruyter omgedoopt in Van Ghent.
Van stapel
Op 14 april 1926 stond de romp in de spanten, de beplating volgde op 14 juni 1926 en mevrouw Ferwerda-van der Poll liet haar op 23 oktober 1926 te water. Zij werd tussen 19-26 augustus en 3-13 oktober 1927 gedokt in het toen nog bestaande droogdok in het centrum van Middelburg, niet in het Dok van Perry. Op 29-30 augustus werd afgemeerd proefgedraaid, gevolgd door technische proeftochten tussen 5 september 1927-21 april 1928 en tenslotte de officiële proeftocht op 21 april 1928. Op 27 juni werd de De Ruyter overgedragen aan de Koninklijke Marine waarna zij op 27 september datzelfde jaar vertrok naar Nederlands-Indië.
De waterverplaatsing was 1.316 (standaard) en 1.260 (uitgerust) ton en ze had als afmetingen 93,574 (tussen de loodlijnen) en 98,15 (over alles) x 9,45 of 9,525 x 3,12 meter. De bemanning bestond uit 62 Europeanen en 67 inlandse schepelingen. De snelheid was 15 (kruisvaart) en 34 (contract) en 36 (feitelijk) mijl. Met een oliebunker-capaciteit van 370 ton en een snelheid van 15 knopen was de actieradius 3.250 mijl.
De bewapening bestond uit 4-12 cm no. 4 kanons, 2-7,5 cm no. 6 anti luchtafweer kanons, 4-12, 7 mm machinegeweren, 2×3-53 cm torpedo kanons en 4 dieptebommenwerpers. De boot is gebaseerd op een ontwerp van de gerenommeerde Britse firma Yarrow. Kosten bij de eerste indienststelling bedroegen ƒ 4.687,504,-.
Ten onder in de Tweede Wereldoorlog
De gehele Admiralen-klasse ging tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië ten onder op de Van Galen na, die in mei 1940 al in Nederland verloren was gegaan.
In 1939 was men in Vlissingen begonnen met de bouw van de Isaac Sweers en Philips van Almonde. De eerste werd in mei 1940 incompleet weggesleept naar Engeland, de tweede nog op de helling staande opgeblazen.
De Van Ghent liep op 15 februari 1942 op een rif, werd verlaten door haar bemanning en in brand gestoken. Japanse bommenwerpers maakten later de klus af.