Een eenmaal geplaatst (stand)beeld in Vlissingen kon in het verleden niet echt genieten van een welverdiende rust.
Wat gebeurde er met de gedenktekens ter ere van Michiel de Ruyter, Betje Wolff en Aagje Deken, Frans Naerebout en Jacobus Bellamy?
Michiel de Ruyter
Het bekendste voorbeeld is natuurlijk het beeld van Michiel de Ruyter op het Keizersbolwerk. Het in 1841 geplaatste beeld stond in eerst instantie op het De Ruiterplein.
Een inwoner uit Leiden beklaagde zich in de Vlissingsche Courant van 8 februari 1877 dat hij met geen mogelijkheid in de buurt van het beeld van De Ruyter kon komen omdat het “de Ruiterplein zoo vol goederen stond, dat men het standbeeld van De Ruiter om het te bezichtigen onmogelijk kon naderen”. Hij veronderstelde bij de Vlissingers meer “eerbied voor de nagedachtenis van hun voormaligen grooten stadgenoot”. Daarmee had deze Leidenaar de toon gezet.
De jaren hierna voerden Vlissingse ingezetenen campagne om Michiel van een beter uitzicht te voorzien. Een briefschrijver uitte zijn onvrede over de plaats van het standbeeld in dichtvorm: “Maar toch hoe fraai het beeld ook zij, De geest van de Ruyter waard treurig er bij, En hoe men ook juichte met vrolijk geschater, De commissie beging een geweldigen flater, Want wie toch ooit denkt zich een held van de zee, met zijn facie naar den wal en zijn rug naar de zee? Een zeeheld als onze Michiel Adriaan, Kon niet alzoo naar zijn welgevallen staan”.
In augustus 1894 ging het gemeentebestuur door de knieën en verplaatste de heren bestuurders het beeld naar zijn huidige plek op het Keizersbolwerk.
Fontein van Betje Wolff en Aagje Deken
Intussen was in 1884 op het Betje Wolfplein een gedenkteken in de vorm van een fontein opgericht voor Betje Wolff en Aagje Deken. Nog geen maand na de feestelijke onthulling was het monument beklad en riep het gemeentebestuur “de medewerking in van alle weldenkenden, opdat ook door de bescherming van het publiek eene herhaling van zoodanig, schandelijk, feit worde voorkomen”, waarvan akte!
Ook de fontein ging aan de wandel. Door rioleringswerkzaamheden moest het gedenkteken het veld ruimen. De fontein werd voorlopig opgeborgen achter school A in de Coosje Buskenstraat. Bijna twee jaar later was het monument nog niet herplaatst.
In een ingezonden brief vraagt ene Studiosis zich af of de gemeente geen verplichtingen heeft tegenover degenen die de plaatsing van de fontein mogelijk maakten zoals verschillende letterkundige verenigingen in Nederland en de Vlissingse afdeling van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen. Pas 2,5 jaar later krijgt de fontein een plaatsje op het Bellamypark.
De aanleg rondom het monument was ‘waarlijk schoon te noemen’, alleen wat had de Vlissingse bevolking aan een drooggelegde fontein?. Het gedenkteken was dan wel herplaatst echter zonder de waterspuitende functie. In 1947 verhuisden ‘Betje Wolff en Aagje Deken’ opnieuw, nu naar de entree van het Bellamypark. Als schrale troost geeft ze op gezette tijden wel weer water.
Standbeeld Frans Naerebout
Het derde ‘bewegende’ beeld is het standbeeld van Frans Naerebout. Deze mensenredder werd in 1919, ruim honderd jaar na zijn dood geëerd met een standbeeld bovenaan de Oprit. Dit was niet de beste plek om de oorlog ongeschonden door te komen: in 1944 werd het beeld vernield.
‘Den onverschrokken Naerebout’ werd in 1952 in het ‘nieuw’ gestoken en kreeg, hoe kan het ook anders, een nieuw plekje, namelijk op het Bellamypark. In 2007 hield Naerebout het voor gezien op het Bellamypark en verhuisde naar de Leugenaar op de Boulevard de Ruyter. Op deze plaats komt hij echt tot z’n recht.
Jacobus Bellamy
Ook de dichter Jacobus Bellamy was intussen op de gevel van zijn geboortehuis voorzien van een marginaal aandenken. In de Vlissingsche Courant van 27 december 1916 breekt een briefschrijver een lans voor Vlissings’ enige dichter van een beetje formaat.
Hij spreekt er schande van dat Bellamy slechts geëerd wordt met een “gewoone gevelversiering in de hoogte aangebracht. Op zo’n wijze wordt de te vroeg ontslapen dichter in zijn geboortestad geëerd…vooral als wij zien naar het aangrenzende dorpje is het voor Vlissingen een beschamend voorbeeld omdat Souburg meer hulde brengt aan Louwerse dan Vlissingen aan Bellamy”.
Een standbeeld voor Bellamy is er nooit gekomen, en voor ‘s mans rust is dat maar beter ook.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de rubriek Even Omzien in de PZC van 6 februari 2000.