Woensdag 27 april 2015 wordt de gemeente Vlissingen De Willem Ruysstraat rijker. Het passagiersschip Willem Ruys is vermoedelijk het bekendste schip ooit gebouwd door de Kon.Mij. De Schelde. Wat de meeste mensen echter niet zullen weten is dat de Willem Ruys ooit bestemd was om als oorlogsschip dienst te doen.
Het schip werd vernoemd naar Willem Ruys (1894-1942), directeur van de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd, en voor deze rederij werd het schip ook gebouwd. Op stapel gezet op 25 januari 1939 overleefde het schip op miraculeuze wijze de Tweede Wereldoorlog (1940-1945). Dat droeg bij aan de mythevorming rondom haar. Zo zou zij nadat de stad bevrijd was zelfs de drinkwatervoorziening voor de Vlissingse bevolking hebben verzorgd.
Na de oorlog afgebouwd en op 1 juli 1946 te water gelaten, zou het schip een alles behalve saaie loopbaan tegemoet gaan. De Willem Ruys deed dienst op de lijn Nederland – Nederlands-Indië (het latere Indonesië). Na 1958 werd zij ingrijpend verbouwd en tenslotte in 1964 aan de Italiaanse rederij Lauro Line verkocht die haar Achille Lauro herdoopte en inzette als cruiseschip. In 1985 haalde het schip het wereldnieuws toen zij door leden van het Front voor de Bevrijding van Palestina werd gekaapt.
In 1993 passeerde zij Vlissingen op weg naar Antwerpen. Het was de laatste keer dat men in de stad waar zij gebouwd werd haar kon zien. Op 2 december 1994 zonk zij voor de Somalische kust nadat op 30 november een brand was uitgebroken.
Wat de meeste mensen echter niet zullen weten is dat de Willem Ruys ooit bestemd was om als oorlogsschip dienst te doen.
In tegenstelling tot andere maritieme landen maakte Nederland geen gebruik van hulpkruisers op één uitzondering na. Hulpkruisers waren (zwaar) bewapende koopvaardijschepen die werden gebruikt voor het beschermen van konvooien of het vernietigen van vijandelijke koopvaardijschepen. Toevallig was die uitzondering ook een schip gebouwd door de Kon.Mij. De Schelde voor de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd, namelijk de Tabanan.
Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) besloot Nederland een konvooi te zenden naar Nederlands-Indië. Bij gebrek aan voldoende oorlogsschepen werd de Tabanan gehuurd en voorzien van enkele kanons. Zij was en is tot nog toe de eerste en laatste Nederlandse hulpkruiser. Het konvooi ging uiteindelijk op weg nadat Engeland schoorvoetend hiermee had ingestemd.
Afgezien van het aangaan van contracten met sleepbootrederijen nam Nederland na de Eerste Wereldoorlog geen maatregelen om in geval van oorlog over voldoende drijvend materiaal, voor bijvoorbeeld bewaking- en communicatiedoeleinden, te beschikken.
Dat veranderde in de jaren dertig toen de Amsterdamse rederij Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN) een snel mailschip wilde bouwen dat geschikt zou zijn als hulpkruiser. De Koninklijke Marine werd benaderd of deze mening werd gedeeld en of men geneigd was financieel bij te dragen in de te treffen voorzieningen als fundaties. De marine stond hier niet afwijzend tegenover en naar goed Nederlands gebruik werd een commissie ingesteld.
In een beleidsstuk kwam duidelijk naar voren dat bij een oorlog in de Pacific, waarbij Nederland niet bedreigd werd, de regering direct opdracht zou geven tot het voeren van een handelsoorlog. Hiervoor waren minimaal vier hulpkruisers nodig, één voor de westkust van Noord-Amerika, één voor de westkust van Zuid-Amerika, één in de Australische wateren en één in de Indische Oceaan.
Omdat de hiervoor in aanmerking komende schepen zich over de gehele wereld bevonden, was een reserve van minimaal vier schepen noodzakelijk. Met andere woorden: men kon beschikken over acht schepen voorzien van kanonfundaties. Met name de Willem Ruys en de Oranje behoorden tot de schepen die men per se in zee wilde brengen. De achterliggende gedachte bij het voeren van een handelsoorlog was dat een potentiële tegenstander – men dacht aan Japan – gedwongen werd meer oorlogsschepen te gaan inzetten voor escort-taken. Hierdoor zouden minder oorlogsschepen beschikbaar zijn voor een invasie in Nederlands-Indië.
Men kende A- en B-klasse hulpkruisers. De Willem Ruys behoorde net als haar grote concurrent Oranje van de SMN tot de A-klasse. Beide schepen zouden worden bewapend met 4×2-12 cm kanons en 2×2-4 cm anti-luchtdoelmitrailleurs. Helaas beschikte de Koninklijke Marine niet over een geschutsreserve en moesten opdrachten aan buitenlandse firma‘s worden gegeven voor de levering. De eerste 12 cm kanons zouden echter pas op 1 juni 1941 kunnen worden geleverd, alleen toen was Nederlands al een jaar bezet.
Van zowel de Willem Ruys als de Oranje als hulpkruiser bestond de bemanning uit:
- 1 hoofdofficier
- 22 dek-, administratie en gezondheidsofficieren
- 36 officieren machinekamer en monteurs
- 7 dekonderofficieren, schrijvers, hofmeesters etc.
- 13 onderofficieren machinekamer, koks, botteliers, konstabels etc.
- 16 kwartiermeesters, schrijvers, hofmeesters etc.
- 4 korporaal machinisten, kok, botteliers, konstabels etc.
- 300 matrozen, schrijvers, hofmeesters, telegrafisten etc.
- 64 stokers, koks, botteliers etc.
- 1 onderofficier der mariniers
- 22 mariniers
De benodigde onderofficieren voor het geschut en de kanonniers zouden in principe moeten geleverd vanuit de mijnenleggers in Nederland.
De Willem Ruys werd dus nooit in dienst gesteld als hulpkruiser. Maar stel dat dat wel was gebeurd. Misschien was het dan heel anders afgelopen met haar. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben zowel de geallieerden als de As-mogendheden gebruik gemaakt van hulpkruisers. Met name Duitsland zette de hulpkruiser in voor het aanvallen en vernietigen van de geallieerde koopvaardij.
Engeland daarentegen maakte gebruik van hulpkruisers om konvooien te beschermen bij gebrek aan voldoende echte oorlogsschepen. Zo’n hulpkruiser was de HMS Jervis Bay. Dit in 1922 gebouwde passagiersschip bewapend met 7-15 cm kanons and 2-7,62 cm kanons deed sinds 24 augustus 1939 dienst als hulpkruiser en beschermde in november 1940 een konvooi op de Atlantische Oceaan. Onderweg werd het konvooi aangevallen door het Duitse vestzakslagship Admiral Scheer. De kapitein van de Jervis Bay viel het Duitse oorlogsschip aan om zo zijn konvooi de gelegenheid te bieden om aan de vijand te ontsnappen. Na één eenzijdig gevecht tegen een veel sterkere tegenstander ging de Jervis Bay ten onder. Van haar bemanning overleefden slechts 68 van de 254 mannen. Het konvooi wist grotendeels te ontsnappen.
Stel dat de Willem Ruys, afgebouwd en bewapend, tijdig Nederland had kunnen verlaten en dat zij ingezet was voor de bescherming van konvooien? Zij was een slag groter dan de Jervis Bay en veel sneller. Misschien had zij dan het gevecht geleverd met het Duitse oorlogsschip of was zij in de Indische wateren actief geweest en had zelf het ene na het andere Japanse koopvaardijschip in de grond geboord? Dat alles is zoals we weten niet gebeurd.
Bestaat er wel bewijs of men ooit plannen had om de Willem Ruys uit te rusten als hulpkruiser. Ja, is het antwoord. Zo bevat het archief van de Marinestaf 1886-1942 in het Nationaal Archief in Den Haag diverse documenten over dit onderwerp.
Dichter bij huis is ook wat bewaard. Bij het voorbereiden van het tekeningenproject van de Kon.Mij. De Schelde zijn wij op zoek gegaan of er wellicht nog iets bewaard was gebleven in het ‘Schelde’-archief. Wij kwamen verwijzingen tegen dat er tekeningen waren geweest, maar deze zouden zijn overgedragen aan de Koninklijke Marine. Tot dan toe had niemand dergelijke tekeningen (meer) gezien. Uiteindelijk zijn toch een paar tekeningen boven water gekomen. Zo weten we dat het anti luchtdoelgeschut geplaatst werd tussen beide schoorstenen. De 12 cm kanons waren verdeeld over vier dubbelloops geschuttorens, twee op het voorschip en twee op het achterschip.