Historische etalage
Op 27 oktober deed Middelburg het licht uit tijdens de Nacht van de Nacht (n8vdn8). Het Zeeuws Archief was die nacht van de partij en zorgde voor de historische sensatie met het inrichten van een etalage in de Langeviele/hoek Beddewijkstraat met mooie reproducties van oude documenten, prenten en kaarten uit de rijke historie van Zeeland, waaronder de oudste akte uit de collectie, de stichtingsakte van de Kapel van Hoogelande uit 1189.
’s Avonds vertelden medewerkers van het Zeeuws Archief in de muziektent op het Molenwater waargebeurde huiveringwekkende verhalen over moord en doodslag in Zeeland. En huiveringwekkend was het, vertelden luisteraars na afloop…
Hij kan toch niet meer als mij doodmaken
“Hij kan toch niet meer als mij dood maken”, zei Maatje Kodde, toen ze noodgedwongen terugkeerde naar haar man Adriaan Polderman nadat ze enige tijd bij hem was weggegaan omdat hij haar mishandelde. En jawel hoor, dat deed hij uiteindelijk ook. Het verhaal van de moord op Maatje Kodde, die in doodsangst de naam van haar minnaar jammerde: “Minderhoud, Minderhoud!!”, is één van de waargebeurde verhalen die Veerse Pier en Tante Betje vertelden in het Park Molenwater. Het park was in het kader van de Nacht van de Nacht op zaterdag 27 oktober volledig in duisternis gehuld. Alleen een paar lichtjes brandden in de muziektent en in de tent ernaast, waar de eerste verhalensessie plaatsvond.
Hij kan toch niet meer als mij doodmaken
— Maatje Kodde
Doodstraf
Gekleed in negentiende-eeuwse kostuums traden Peter Blom en Anneke van Waarden-Koets op als de verhalenvertellers Veerse Pier en Tante Betje. Gruwelijke moordverhalen passeerden de revue. Niet zomaar verzonnen verhalen, nee… De verhalen kwamen rechtstreeks uit de negentiende-eeuwse archieven van de Middelburgse rechtbank, uit de tijd dat de doodstraf nog werd uitgevoerd.
De laatste publieke terechtstelling in Zeeland werd voltrokken in 1850 in Middelburg. Voor de uitvoering van de doodstraf werd op de Middelburgse Markt, voor het stadhuis, een schavot opgebouwd. Onder het oog van de rechter en de griffier van de rechtbank, die er van achter de ramen van het stadhuis op toezagen dat de straf werd uitgevoerd zoals gevonnist was, en van het toegestroomde publiek, vonden openbare terechtstellingen plaats.
Moordenaars werden veroordeeld tot de doodstraf door de strop. Mannen werden daartoe opgehangen en vrouwen werden gewurgd aan een paal, omdat men het onzedelijk vond dat het publiek onder de rokken van de gehangen vrouwen zou kunnen kijken. Na de terechtstelling werd het schavot weer afgebroken. De planken werden opgeslagen in de Stadsschuur. Hoewel de doodstraf in vredestijd officieel pas in 1870 uit het wetboek van strafrecht is gehaald, is er na 1850 in Zeeland niemand meer terechtgesteld. De doodstraf is nog wel uitgesproken, maar werd, na een gratieverzoek, vanaf die tijd omgezet in een gevangenisstraf. In 1860 vond de laatste doodstraf in Nederland plaats, in Limburg.
Toen in 1865 werd besloten een muziektent op het Molenwater te bouwen dacht men aan de planken van het oude schavot, dat al sinds 1850 niet meer was opgebouwd.
De planken van het schavot zijn vervolgens gebruikt voor de bouw van de muziektent. Een passende locatie dus – hoewel de originele planken al lang vervangen zijn… – voor verhalen over moord en doodslag in Zeeland!
De laatste vrouw ter dood gebracht
“… heb ik gezien dat de persoon Sara Janse Geldof, huisvrouw van Pieter Johannes Huisson, oud 33 jaren, geboren en laatst woonachtig te Middelburg, zonder beroep, op een schavot opgerigt voor de puije van gezegden stadhuize, door den scherprechter aan eene worgpaal is gesteld en met den strop gestraft, dat er de dood na gevolgd is.” Aldus doet A. Vreke, griffier van de rechtbank, verslag van het voltrekken van het vonnis dat Sara Geldof is opgelegd. Slechts 33 jaar oud, krijgt Sara Janse Geldof (Vrouwenpolder ca. 1805 – Middelburg 1838) de doodstraf. Zij is de laatste vrouw in Middelburg bij wie de doodstraf werd voltrokken.
Sara had een twaalfjarig meisje op gruwelijke wijze om het leven gebracht omdat zij in het bezit wilde komen van de gouden strikken die het meisje aan de krullen van haar hoofdijzer droeg. Het ontzielde lichaampje en de bebloede kleding had ze in het secreet (beerput) geworpen. Daar trof de politie het aan en in de schortezak van Sara werden de sieraden van het meisje gevonden. Sara Geldof (ook wel Geldhof), werd in hechtenis genomen en verhoord, evenals vele getuigen. Zij werd veroordeeld tot de doodstraf. Een verzoek om gratie werd afgewezen en Sara, “over hare gruweldaad een zeer groot berouw hebbende”, werd op 24 september 1838 onder grote publieke belangstelling terechtgesteld.
... heb ik gezien dat de persoon Sara Janse Geldof, huisvrouw van Pieter Johannes Huisson, oud 33 jaren, geboren en laatst woonachtig te Middelburg, zonder beroep, op een schavot opgerigt voor de puije van gezegden stadhuize, door den scherprechter aan eene worgpaal is gesteld en met den strop gestraft, dat er de dood na gevolgd is.
— A. Vreke, griffier van de rechtbank
Het verhaal gaat dat Sara Geldof tijdens het vervoer van haar woonhuis naar het Huis van Arrest haar schoentje verloor. Dat zou door iemand opgeraapt en meegenomen zijn. Een andere mogelijkheid is dat het schoentje is meegenomen door de werklieden van Gemeentewerken, die het schavot moesten afbreken. Een feit is dat het schoentje sinds mensenheugenis aan een balk in de Stadsschuur – waar de plankieren van het schavot werden opgeslagen – heeft gehangen, met daarin een briefje waarop de gebeurtenissen stonden beschreven. Het briefje is verdwenen, maar het schoentje is overgeleverd. Het hangt momenteel in een van de werkkamers in het Van de Perrehuis (Zeeuws Archief) in Middelburg.
De laatste gehangene in Zeeland
Jean Baptiste de Loeil (Exaerde/Leerne Sint Martin 1790 – Middelburg 1850) geboren uit “uit deftige en fatsoenlijke ouders”, beoefende het beroep van heelmeester. Op aandringen zijn zijn familie huwde hij een meisje van zeer goede komaf, Felicita van Peteghem. De Loeil zette graag de bloemetjes buiten en bezondigde zich aan drank en vrouwen. Bij zijn echtgenote verwekte hij verschillende kinderen waarvan er vijf in leven bleven.
Thuis in Koewacht ontpopte De Loeil zich als een tiran. Hij mishandelde zijn kinderen en misbruikte zijn dochters. Hij sloot zijn vrouw op in een kelder en gaf haar zeer sporadisch een korst brood of slechte aardappelen te eten. Buren en andere inwoners van Koewacht probeerden haar af en toe voedsel toe te stoppen door het kelderraam, maar toen De Loeil daar achter kwam, timmerde hij het raampje dicht. Felicita vervuilde, zat onder de luizen en haar voeten waren bevroren. Elk ongenoegen reageerde De Loeil op zijn vrouw af en riep eens tegen haar: “Gij moest al dertig jaren in uw graf liggen, ik zal u net zoo lang slaan, tot gij in uw graf ligt!”
Gij moest al dertig jaren in uw graf liggen, ik zal u net zoo lang slaan, tot gij in uw graf ligt!
— Jean Baptiste de Loeil
Felicita heeft verschillende keren kans gezien te ontsnappen, maar keerde uit zichzelf terug of werd terug gebracht omdat niemand haar in huis wilde opnemen en voor haar wilde zorgen. In de maanden voor haar dood bond De Loeil haar naakt vast op zolder, op dusdanige wijze dat ze alleen kon staan of hurken, voor zitten en liggen was de ketting te kort. Regelmatig, zowel overdag als ’s nachts dreunde hij op zijn klompen naar boven om haar af te ranselen met een bruine bamboe wandelstok, die hij zich speciaal voor dat doel had aangeschaft.
Op de laatste dag voor haar dood sloeg De Loeil zijn vrouw zo hard dat ze jammerde: “Och! Mijne arme kinderen. Nu zie ik u niet meer!” In de nacht van 4 november 1848 stampte hij weer de trap op en sloeg Felicita zo lang en hard, dat ze uiteindelijk het leven liet. Op aandringen van de kinderen van De Loeil werd een onderzoek ingesteld naar de doodsoorzaak. Uiteindelijk werd De Loeil beschuldigd van doodslag met voorbedachte rade, onwettige aan- en vasthouding en toebrengen van lichamelijke pijnigingen. De Loeil, die op het moment van aanhouding gereed was om te vluchten, bleef gedurende de verhoren hardnekkig ontkennen: “Neen! Daer en es geene apparentie van, gai ziet wel mijnen sang-froid, en alze k’ik schuldig ware, k’en zou confuus zain.”
Zijn herhaaldelijke ontkenningen ten spijt werd De Loeil veroordeeld tot de doodstraf. Een gratieverzoek werd afgewezen. De Loeil was hevig geschokt toen hem werd meegedeeld dat hij zou worden opgehangen. Dat gebeurde op 11 februari 1850 op het schavot voor het Middelburgse stadhuis. Jean Baptiste de Loeil, bijgenaamd ‘De Duiveljager van Koewacht’, had daarmee de twijfelachtige eer de laatste gehangene van Zeeland te zijn.
Neen! Daer en es geene apparentie van, gai ziet wel mijnen sang-froid, en alze k’ik schuldig ware, k’en zou confuus zain.
— Jean Baptiste de Loeil
Bronnen
Het artikel Nieuw rechterlijke archieven (Bronnen genealogische database Zeeuwen Gezocht) geeft informatie over de organisatie van de Zeeuwse rechtspraak van 1796-1886.
Het procesdossier van Sara Geldof bevindt zich in de Rechterlijke Archieven 1796-1838, toegang 12, het archief van het Hof van Assises en de bijzondere Hoven in Zeeland, 1811-1838, pak 156, dossier 4215, 25-28 juni 1838. Zeeuws Archief.
Gruwelijke moord, gepleegd Te Koewacht (Zeeland) door Jan Baptist de Loeil. (heelmeester van beroep) op zyne wettige huisvrouw Felicita van Peteghem (Gent z.j.).
Regtsgeding tegen Jean Baptiste de Loeil, laatstelijk heelmeester te Koewacht (…) door Mr. P.J.G. van Diggelen en Mr. J. Snijder, Advokaten te Middelburg (Middelburg 1850).
Stukken betreffende Jean Baptiste (de) Loeil en Adriaan Polderman bevinden zich in de archieven van de Strafinrichtingen Zeeland 1809-1973 en de Arrondissementsrechtbank Middelburg (1811) 1838-1839 (1960) in het Zeeuws Archief.