In het weekend van de begraafplaats 2018, op 24 en 25 mei, wordt aandacht geschonken aan de begraafplaatsen in Nederland. Een begraafplaats is doorgaans een oase van rust en een plek om dierbaren te gedenken. Deze rust was op het oude kerkhof van Burgh in het begin van de 18e eeuw echter ver te zoeken.
De kerk in Burgh werd tussen 1671 en 1674 gebouwd op voordracht van de ambachtsheer Pieter de Huijbert als vervanging van de oude middeleeuwse kerk die in verval was geraakt. Rondom de nieuwe kerk lag het kerkhof dat in eerste instantie niet omheind was.
Uit stukken van het gemeentearchief blijkt dat een stenen kerkhofmuur geen overbodige luxe was.
Het kerkhof ‘werd beloopen met paerden, beesten, verckens en schapen, die de graven der begravenen dooden op het gemelte kerckhoff betrappen, omvroeten en om verre loopen, en voorts alderhande vuijligheijt nevens van buijten aencomende wagens en paerden op voorzeide kerckhoff werd gebraght, alles streckende tot groot ongenoegen vande ingesetenen vande gemelte Heerlijckheijt, alsmede tot groote verachtinge vande plaatse haerer gestorvener dooden’. Een situatie ‘waervan geen een voorbeelt in desen eijlande te vinden is’.
Vanwege dit ongemak werd op 16 augustus 1718 door schout en schepenen de medewerking gevraagd van David de Huijbert, ambachtsheer van Burgh, voor de verwezenlijking van een ‘ringhmuijr’ rondom het kerkhof. Het werk werd betaald door de diaconie, de armen én ‘het incomen van de plaetse’. Voor het inkopen en het leveren van de stenen ontving David de Huijbert een bedrag van 100 ponden Vlaams (600 gulden). Uit een akte van 1 mei 1719 blijkt dat ook de andere heer, Pieter de Huijbert, aanzienlijk heeft bijgedragen door een bedrag van 200 ponden Vlaams uit te lenen.
De werkzaamheden zijn in de zomer van 1718 aangevangen en zeer waarschijnlijk in hetzelfde jaar afgerond. Vanaf dat jaar heerste er weer een serene rust op het kerkhof van Burgh.