Het Dokje van Perry in de haven van Vlissingen is het oudste bewaard gebleven droogdok van Nederland.
In augustus 2013 werd voor het eerst, sinds het dokje gedempt was, weer een schip afgemeerd in het gerestaureerde dokje. Het gaat om het Nederlandse zeilschip Tres Hombres varend onder de vlag van Sierra Leone. Op 27 augustus 2015 werd het Russische zeilschip Shtandart weer gedokt. Dit is een replica van een 17e-eeuws zeilschip.
Tijdens de vele bijeenkomsten over de plannen voor het ‘Schelde’-terrein (van de voormalige Koninklijke Maatschappij De Schelde) kwam het kleine droogdokje, ook wel Dokje van Perry genoemd, regelmatig ter sprake. Hier volgt een stukje geschiedenis over dit veelbesproken stukje monumentaal Vlissingen.
Dokhaven sinds 1614
Mede op last van prins Maurits werd de Dokhaven aangelegd. Deze haven werd geopend op 9 juli 1614. In de loop van deze 17e eeuw bleek de haven te ondiep voor de steeds groter wordende oorlogsschepen.
Op aandringen van prins Willem III werd eind 17e eeuw besloten tot het uitdiepen van de Dokhaven waardoor er een moderne haven ontstond. Er bleek echter grote behoefte te bestaan aan een droogdok waar schepen konden worden drooggelegd en ook onder de waterlijn konden worden hersteld.
Perry ontwerpt het droogdok
In 1697 werd een ontwerp gemaakt door de Engelsman John Perry. Pas in 1704 werd door de Staten-Generaal machtiging verleend tot het aanleggen van het droogdok. Onder toezicht van dokmeester De Roo werd hetzelfde jaar met de aanleg begonnen. Het dok werd in 1705 voltooid en was daarmee één der eerste droogdokken in West-Europa.
Het dokje was groot genoeg voor een schip van 180 voet (60 meter) en had een afsluiting van vlakke sluisdeuren. Het water werd zoveel mogelijk geloosd door de spuikokers van de Stenenbeer in de Pottekade en de drooghouding vond plaats door middel van een paarden-kettingmolen aan de zijde van de Dokhaven.
In feite gebruikte men eb en vloed om de gewenste waterstand of droogstand te bereiken. Vanwege de matige constructie van de sluisdeuren moest de waterstand in de Dokhaven laag worden gehouden om de druk op deze sluisdeuren te beperken.
Verval in de 18e eeuw
In 1744 bleek het droogdokje in verval te zijn geraakt. Het hout werd sterk aangetast door de zogenaamde paalworm. Tijdens de 18e eeuw werden regelmatig plannen gemaakt om het droogdokje te verbeteren. Ook tijdens de Franse tijd waren er plannen, maar deze werden niet uitgevoerd.
Verbetering in de 19e eeuw
De eerste verbeteringen werden aangebracht na 1834, het jaar waarin hoofdingenieur A.F. Tromp het droogdokje had geïnspecteerd en had geadviseerd om herstellingen aan te brengen. De werkzaamheden kwamen in de periode 1836-1837 gereed.
Door het enigszins vergroten van het dokje, kon men er ook grotere linieschepen in herstellen. Een zware schipdeur (een zogenaamde bateau-porte) verving de vlakke sluisdeuren, waardoor er geen problemen meer ontstonden wanneer in de Dokhaven veel water stond. Een stoommachine pompte het water weg en zorgde ervoor dat in 6 uur tijd een schip droog op de blokken kon staan. De vloer van het dokje werd sterk verbeterd door het aanbrengen 20 extra, grote dwarsbalken.
Op 24 augustus 1837 werden twee gedenkstenen onthuld (geplaatst in het buitenfront van de sluis) met de volgende opschriften:
Onder het stadhouderschap van
Willem III, Koning van Engeland
op voordragt der admiraliteit van Zeeland,
ontworpen in 1697, gebouwd in 1704-1705
buiten gebruik geraakt in 1745.
Onder de regering van Willem I
Koning der Nederlanden, P.v.O., G.H. v. L.
op voorstel van Z.K.H. Prins Frederik der
Nederlanden, Admiraal en Kolonel-Generaal.
Hersteld in 1836-1837
Later zijn deze twee gedenkstenen, in verband met reparatiewerkzaamheden aan het dokje, in de oostelijke gevel van de pompkamer ingemetseld. Deze pompkamer werd in oktober 1961 gesloopt. De twee gedenkstenen hebben vervolgens een nieuw plaatsje gekregen voor het hoofdkantoor.
Wel of niet op de Monumentenlijst
Op 27 oktober 1964 richtte de directie van de N.V. Koninklijke Maatschappij “De Schelde” een brief aan het gemeentebestuur van Vlissingen waarin de zorg wordt uitgesproken over de voorgenomen plaatsing van het droogdokje op de Monumentenlijst. Ook de Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen werd bij brief d.d. 27 oktober 1964 verzocht de plaatsing van het dokje op de Monumentenlijst tegen te gaan. In verband met de bedrijfsvoering was het terrein nodig voor de inrichting van het nieuwe staalpark van het bedrijf. Op 5 februari 1965 verleende de staatssecretaris vergunning tot afbraak van het droogdokje.
Ondanks deze toestemming werd het droogdokje bij beschikking d.d. 7 oktober 1966 toch op de definitieve Monumentenlijst geplaatst. Het conflict werd opgelost bij brief d.d. 19 september 1974 van het Hoofddirecteur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg waarbij gesteld werd dat de op 5 februari 1965 verleende vergunning tot afbraak onverminderd van kracht kon blijven. Van afbraak van het dokje was echter geen sprake. Ten behoeve van de bouw van de staalloods is het dokje in 1974 gedempt.
Restauratie in de 21e eeuw
De herinrichting van het ‘Schelde’-terrein zorgde voor hernieuwde aandacht voor het dokje. In de jaren 2011-2012 werd het weer uitgegraven en gerestaureerd. Het is de bedoeling het vanaf 2013 weer in gebruik te nemen.