Op zaterdagochtend 10 april zijn een aantal collega-archivarissen en ik om 8.30 uur van Schiphol vertrokken naar Suriname alwaar wij wegens het tijdsverschil van 5 uur om 13.00 uur landden. Om ca. 15.00 uur waren wij in het Eco-Resort Inn en werden daar enthousiast verwelkomd door een aantal collega’s van het Nationaal Archief in Den Haag. Met de nodige Parbo’s, de lokale biersoort, het vochtgehalte weer op peil gebracht. Wij waren daar dus ter gelegenheid van de officiële opening van het NAS (Nationaal Archief Suriname) op 12 april en een internationale conferentie Managing public records in a digital era/ electronic environment: new perspectives and challenges op 13 april en ons bezoek zou op 14 april afgesloten worden met een historische postcongres bustour door oud- Paramaribo en omgeving en dan 15 april weer snel per KLM terug naar Nederland. Het liep echter anders.
Maar eerst mijn bezoek aan fort Zeelandia op zondagochtend. Wij kregen een informatieve rondleiding met een gedegen verhaal over de Surinaamse geschiedenis en de rol daarbinnen van het fort van de historicus Eric Jagdew. Als (bijna) Zeeuw is het natuurlijk wonderbaarlijk in een fort rond te lopen en daar de bastions ‘Middelburg’, ‘Veere’ en ‘Zierikzee’ tegen te komen. Het Fort Zeelandia oogt als goed gerestaureerd 18e eeuw Nederlands fort. Bij het rondlopen kon je je ook in het Kuiperspoort-complex in Middelburg wanen, alleen was het daar met een temperatuur van 33° en een luchtvochtigheid van 90% aanmerkelijk warmer en vochtiger dan in Zeeland. (foto Mara de Groot)
Maandag dus de officiële opening van het NAS, een strak, modern, functioneel en in mijn ogen ook mooi archiefgebouw. Het officiële gedeelte met 500 genodigden (maar volgens mij waren ze er niet allemaal) vond plaats in een reusachtige tent. Alhoewel het zich in de vroege avond afspeelde was het er bloedheet en liep het zweet mij alras bij straaltjes van het gezicht. Als onderdeel van het programma mocht ik dus twee dvd’d met daarop in 25.000 scans de bronnen voor de vroegste geschiedenis van Suriname van 1667-1684, zoals die in het Zeeuws Archief in het archief van de Staten van Zeeland bewaard worden, officieel aan president Venetiaan aanbieden.
Het congres de volgende dag was boeiend en had met Eric Ketelaar als keynote-speaker en met bijdragen van de directeur van het Instituut voor Beeld en Geluid Jan Müller en de Nederlandse algemene rijksarchivaris Martin Berendse ook een zwaar Nederlands tintje. De postcongres tour een dag later was erg interessant met als in mijn ogen als hoogtepunt, ondanks de plenzende regen, het bezoek van het openluchtmuseum fort Nieuw Amsterdam aan de andere kant van de Suriname rivier in het district Commewijne.
De volgende dag zaten we om 11.30 uur in het busje op weg naar het vliegveld toen we de mededeling kregen dat er door de IJslandse vulkanische aswolk voorlopig geen vluchten boven Noordwest Europa mogelijk waren. Na onzekerheid op donderdag en vrijdag wat er zou gebeuren bleek op vrijdagavond dat er niet voor maandag gevlogen zou kunnen worden. Dat gaf ons de mogelijkheid om in het weekend wat tripjes te maken, zoals naar het Brokopondo stuwmeer (ik wist het nog van de lagere school) en een fietstochtje in de buurt naar de voormalige plantage De Peperpot.
Eén ding zat mij echt dwars, en dat was dat mijn planning om de nominatie van het archief van de Middelburgse Commercie Compagnie voor de Memory of the World Register voor 26 april in Parijs te hebben door deze vertraging geheel in de war gestuurd dreigde te worden. Gelukkig is het door de welwillende medewerking van het NAS in Suriname en mijn medewerkers in Middelburg en dankzij de digitale snelweg op het nippertje goed gekomen.
Door de inzet van Anja van der Schoor van het NA in Den Haag kon ik donderdag 22 april ’s avonds terug vliegen en liep ik vrijdagochtend weer met mijn koffer en een jet-lag over het Abdijplein in Middelburg.
Door: Roelof Koops, directeur