Scheepswerf De Schelde heeft van alles gebouwd. Fregatten, veerboten, tankers, autoschepen, statige passagiersschepen, koelschepen, loodsboten en zelfs vliegtuigen. Bouwnummer 116 was een onderzeeboot.
Op het huidige Schelde-terrein staan nog maar een paar gebouwen die herinneren aan de bruisende activiteit die voor Vlissingen zo kenmerkend was. De in 1875 gestarte scheepswerf van de Koninklijke Maatschappij De Schelde heeft inmiddels haar bedrijfsactiviteiten voor een groot deel verplaatst naar het havengebied in Vlissingen-Oost. De Vlissinger was er in de loop der tijd wel aan gewend geraakt, maar zal er nu aan gewend moeten raken dat die tijd voor altijd voorbij is.
Onderzee
De Schelde heeft er van alles gebouwd. Fregatten, veerboten, tankers, autoschepen, statige passagiersschepen, koelschepen, loodsboten en zelfs vliegtuigen. Iedere inwoner van de Scheldestad had er gewerkt of kende wel iemand die er werkte. Ook een eeuw geleden keek niemand er vreemd van op dat er weer een nieuwe kruiser of sleepboot vanuit de werf het ruime sop koos. Totdat bouwnummer 116 aan de beurt was.
In het bedrijf was er al een grote expertise opgebouwd bij het ontwerpen en bouwen van flottieljeschepen en torpedoboten voor het Departement van Koloniën en de Koninklijke Nederlandse Marine. Bouwnummer 116 moest echter niet alleen op, maar ook onder water kunnen varen.
In het verre verleden waren er ettelijke pogingen ondernomen om vaartuigen te bouwen die onder water konden varen. Het mag duidelijk zijn dat deze zonder uitzondering een militair karakter droegen. Pas tegen het eind van de negentiende eeuw waren het de Fransen en Amerikanen die er echt in slaagden een onderzeeboot te ontwerpen die als wapensysteem bruikbaar was.
Alleenrecht
Het bericht in de Vlissingsche Courant van 10 november 1902 zal voor menig Vlissinger onderwerp van gesprek zijn geweest. De verslaggever wist te melden dat de ‘Holland Torpedoboat Company’, een onderdeel van de ‘Electric Boat Company’ in New York, aan de directie van De Schelde gedurende 25 jaar het uitsluitende recht had verleend tot het bouwen van ‘onderzeesche torpedobooten’ volgens de plannen, uitvindingen en patenten van de New Yorkse onderneming.
In 1904 werd een begin gemaakt met de bouw van de onderzeeër. Om de geheimhouding van het Amerikaanse patent te waarborgen moest dit uiteraard gebeuren in een afgesloten afdeling van de werf. Na een bouwtijd van 14 maanden kon het bijzondere vaartuig te water worden gelaten en konden de proefnemingen beginnen.
Luctor et Emergo / O 1
Een spannende tijd, omdat de marine de onderzeeër pas wilde kopen na gebleken geschiktheid. De werfdirectie zal ongetwijfeld de adem hebben ingehouden toen het ruim 20 meter lange bootje naar de bodem van het Marinedok afzonk voor een eerste drukproef. De heren konden een half uur later weer opgelucht ademhalen. Het vaartuig kwam ongeschonden weer boven water.
Inmiddels had de onderzeeër de toepasselijke naam ‘Luctor et Emergo’ verkregen, die het korte tijd later weer kwijtraakte na de herdoop tot Onderzeeboot nr. 1, kortweg O 1.
Proefvaart
Op 27 november 1905 kwam er hoog bezoek. Een delegatie Kamerleden wilde tot in de details op de hoogte gesteld worden en woonde een geslaagde proefvaart bij op een onstuimige Westerschelde.
De potentiële kopers gingen echter niet over één nacht ijs. Na vele proefvaarten werd de onderzeeër pas op 21 december 1906 in dienst gesteld. Een gedenkwaardige dag omdat met deze overdracht tevens de Onderzeedienst van de Koninklijke Marine ontstond. Een organisatie die op 14 juli 2005 werd opgeheven en nu een onderdeel vormt van het Commando Zeestrijdkrachten. Het honderdjarige bestaan kon dus net niet worden gevierd.
Onderzeebootbouw
Met de O 1 startte voor De Schelde een succesvolle periode van de bouw van maar liefst achttien onderzeeërs voor de Onderzeedienst in de periode van 1911 tot 1940. Zelfs van de Poolse marine kreeg de Vlissingse werf, vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, de opdracht tot de bouw van een onderzeeboot: de Orzel.
Nog steeds is De Schelde een belangrijke leverancier van schepen voor de Koninklijke Marine met dien verstande dat de zichtbaarheid van de productie voor de Vlissingse bevolking steeds minder gaat worden.
Dit artikel verscheen eerder in de serie “Even Omzien” van de PZC op 21-11-2005.