Wanneer op 8 november 1944 het Walcherse dorpje Koudekerke wordt bevrijd, is de vreugde maar van korte duur. De inundatie van Walcheren betekent dat een groot deel van de bevolking geëvacueerd moet worden.
Om de Duitsers te verjagen hebben de geallieerden de dijken in de omgeving gebombardeerd. Die breken en het water dat hieruit lekt, slokt langzaam maar zeker het dorpje op. Tegen januari 1945 staan de meeste huizen in ‘meerdere of mindere mate’ onder water. Het zorgt voor spanningen in de gemeente, blijkt uit de maandelijkse verslagen van burgemeester Jan Lambertus Dregmans. Met name rondom de evacuaties.
Burgemeester Dregmans wordt tijdens de oorlog, in juli 1942, uit zijn ambt gezet omdat hij niet wil samenwerken met de Duitsers. Hij komt terecht in kamp Haaren en hoewel hij in november 1942 alweer op vrije voeten komt, duurt het nog tot 8 november voordat hij weer kan terugkeren naar Koudekerke. Hij wordt warm onthaald door de bevolking en op 9 november hervat hij zijn werkzaamheden als burgemeester. Zijn herinstallatie mondt uit in een spontaan bevrijdingsfeest.
Tegenzin om geboorteland te verlaten
In de maanden erna bekoelen de warme gevoelens voor Dregmans onder een deel van de bevolking. Als burgemeester moet hij een aantal moeilijke keuzes maken, die niet bij iedereen in goede aarde vallen. Dan gaat het vooral om de gedwongen evacuaties die in december 1944 en januari 1945 plaatsvinden. ‘Hoezeer ik van de noodzaak van deze afvoer van een gedeelte der ingezetenen overtuigd ben (…), in feite is het een diep ingrijpende gebeurtenis voor de menschen wien het aangaat en voor de burgemeesters die de plicht hebben de menschen aan te wijzen (..).’
Sommigen beschuldigen Dregmans van ‘willekeur’ bij het aanwijzen van mensen voor evacuatie. ‘Er waren er die mij (…) geen blik meer verwaardigden, er waren er ook die tegenover derden verklaarden, dat ik in hun achting gedaald ben.’ De bevolking ziet de zin voor de evacuatie absoluut niet in, schrijft Dregmans, en wil daarvan ook niet overtuigd worden. ‘Men voelt zich zo aangetrokken tot zijn geboortegrond, men was altijd zo trots op zijn mooie eiland en deze illusie wordt thans wel heel wreed verstoord.’
Onhoudbare situatie
Toch is die noodzaak er wel degelijk. Een groot deel van de huizen in Koudekerke is onbewoonbaar, alleen het Dorpsplein staat nog enigszins droog. De huizen daar zitten propvol met mensen en gezinnen die noodgedwongen moeten samenwonen. In Café Centraal vertoeven op een goed moment zo’n zeventig mensen. Er is geen houden aan. Sommigen vertrekken dan ook vrijwillig naar elders. En uiteindelijk verlopen ook de gedwongen evacuaties goed, schrijft Dregmans – weliswaar na een trage opstart.
De eerste evacuatie
In december moeten de eerste tweehonderd mensen hun koffers pakken. Op een woensdagmorgen staan ze om 10.00 uur, in de bittere kou, te wachten op de boot die hen zal vervoeren. Die komt echter niet opdagen. De mensen mogen wachten in de bewaarschool, om een beetje op te warmen. De kachel staat aan en de wachtenden krijgen koffie. Als blijkt dat de boot niet meer komt, omdat het te mistig is om te varen, moeten de mensen weer naar huis. Zij die hun huis alleen per boot kunnen bereiken, worden in het dorp opgevangen.
De volgende morgen, donderdag 10.00 uur, begint de evacuatie dan toch echt. ‘Het inladen der passagiers verliep (…) buitengewoon vlot. Wanklanken werden niet vernomen, noch van de zijde der evacuanten, noch van de zijde van hen die de evacuatie leidden.’ Dregmans spreekt zijn dankbaarheid uit aan degenen die verantwoordelijk zijn voor het vervoer. Dat zijn onder meer geallieerde soldaten, die zich vriendelijk en behulpzaam opstellen. Regelmatig neemt een Engelsman een kind op de arm, het geheel ziet er gemoedelijk uit. ‘Dit alles maakte dat allen, behalve een enkele die zich te vast aan zijn geboortegrond verbonden gevoelt en/of die verongelijkt meende te zijn door zijn afvoer, met een zekere opgewektheid vertrokken.’
Leegloop Koudekerke
Onder normale omstandigheden wonen er zo’n 2700 mensen in Koudekerke. Na deze eerste evacuatie blijven er nog zo’n 1500 over. Het is nog maar het begin van de uittocht uit het dorpje. Een tweede gedwongen evacuatie volgt in januari en uiteindelijk wonen er nog maar een paar honderd mensen in Koudekerke.
Die proberen, voor zover het kan, het dorpsleven weer op te pakken. Gelukkig komt het water in de bakkerij maar tot de knieën – de oven blijft droog! – dus er is in ieder geval brood. Mensen verplaatsen zich van plek tot plek door middel van provisorisch gebouwde steigers, gemaakt van onder meer kipkarren en planken.
Het duurt nog maanden voordat Koudekerke weer droog is en de geëvacueerden weer huiswaarts kunnen keren. De spanningen rondom de evacuaties zijn dan hopelijk verleden tijd, aldus Dregmans, want ‘een geprikkelde-zenuwachtige en mitsdien onevenwichtige houding ligt den Walchenaar niet.’
Over project 'Lokaal besturen tussen burger en bezetter'
Dit verhaal is één van de blogs over het project 'Lokaal besturen tussen burger en bezetter'. Het Zeeuws Archief werkt mee aan een landelijk onderzoek ‘Lokaal besturen tussen bezetter en burger’. Onderzoekers bekijken het handelen van bestuurders in de drie provincies Zeeland, Groningen en Gelderland tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 2025 verschijnen de conclusies in een publieksboek.
/zeeuws-archief-werkt-mee-aan-landelijk-onderzoek-tweede-wereldoorlog/80 jaar vrijheid
Dit jaar 80 jaar geleden werd Zeeland bevrijd, te beginnen met Zeeuws-Vlaanderen vanaf september 1944 en met als laatste Schouwen-Duiveland in mei 1945. Het Zeeuws Archief beheert archieven over de Tweede Wereldoorlog (’40-’45), de bevrijding en de periode van wederopbouw. Begin je onderzoek daarom hier.
/onderzoek-het-zelf/bevrijding-tweede-wereldoorlog/