‘Scholieren steken schoolboeken in brand in Zierikzee’ kopte de PZC op 1 juli 2019. Niet alleen de boeken werden gretig door de vlammen verteerd, ook de dijk bij de Boerenweg moest het ontgelden.
Het droge gras vatte vlam maar door kordaat optreden van de Zierikzeese spuitgasten werd het vuur snel geblust. De huidige brandweer, met allerhande blusmiddelen tot hun beschikking, staat altijd paraat in geval van nood. Aan het einde van de 17e eeuw begon in Zierikzee de professionalisering van de brandweer.
Zierikzee heeft verschillende grote stadsbranden gekend. Zo werden in 1414 en in 1458 grote delen van de stad in de as gelegd. Dat was vooral te wijten aan de primitieve wijze van brandbestrijding. Met emmertjes water werd getracht het vuur te bestrijden, en in een enkel geval werden huizen afgebroken om verdere verspreiding van het vuur te voorkomen. Met de introductie van de brandspuit in 1672, uitgevonden door de Amsterdammer Jan van der Heyden, werd het blussen van een brand een stuk efficiënter. Zierikzee kocht in 1685 een ‘middelsoort-brandspuit’ en een jaar later nog een ‘slang-brandspuit’.
Na de dood van Jan van der Heyden zetten zijn zoons Jan en Samuel de brandspuitenfabriek in de Amsterdamse Koestraat voort. In 1719 werd ‘een groote brandspuijt ten dienste vande stad’ geleverd waardoor Zierikzee de beschikking kreeg over drie brandspuiten. De brandspuit was voorzien van enkele leren spuitslangen die een constante waterstraal produceerden. Het was nu niet alleen mogelijk om van afstand te blussen, ook konden de brandweerlieden een brandend huis in om de vlammen te bevechten. De drie brandspuiten werden bewaard bij de Havenpoort (no.1), het stadhuis (no.2) en in de voormalige Sint-Lievensmonsterkerk (no.3).
Een nieuwe ordonnantie (reglement) ‘op het weeren en spoedig uytblusschen van brand’ uit 1727 geeft enig inzicht in de wijze waarop branden werden bestreden maar behandelt ook het gebruik van de brandspuiten. In het geval dat een huis in brand vloog was de bewoner of degene die zich in het gebouw bevond verplicht de straat op te rennen en luidkeels ‘Brand!’ te roepen. Om de brandweerlieden te motiveren naar een brand te snellen, werden premies in het vooruitzicht gesteld voor de eerste twee brandweerploegen die als snelste ter plaatste waren en de brandspuit in werking stelden.
Aan iedere brandmeester, brandspuitmeester of andere personen die ‘ter bevordering van dit heilsaam Werk zyn aangesteld’ werden koperen of loden penningen uitgereikt. Deze penningen, tweehonderd in getal, waren in 1728 bij de Rotterdamse geelgieter Hermanus Walbroeck besteld. Op de voorzijde van iedere penning stond het stadswapen van Zierikzee met het omschrift ‘BRANT:PENNING:DER:STAD:ZZEE’. Aan de achterzijde stond het nummer van de brandspuit en het nummer van de persoon die bij de betreffende brandspuit hoorde. Bij een brand was het voor de brandweerlieden verplicht om de penning te overhandigen aan een schrijver die ter plaatse een presentielijst bijhield. Bleken er tijdens het blussen te weinig brandweerlieden aanwezig te zijn, was het de brandmeester toegestaan ‘soo veel Manspersoonen uyt de Omstanders en Toezienders ter hulpe roepen als sy noodig zullen vinden’. Bij weigering volgde een boete van zes gulden.
De jeugdige boekverbranders zullen vast geschrokken zijn en dankbaar zijn dat de brandweerlieden het vuur uit de sloffen hebben gelopen om erger onheil aan de dijk te voorkomen. Zo vanzelfsprekend is de brandweer niet.