De Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen bouwde in 1885 twee schepen voor de visserij. De Amsteldiep en de Mossel waren bestemd voor een Vlissingse maatschappij die zich bezighield met de oesterteelt in het Amsteldiep tussen de kust van Noord-Holland en het eiland Wieringen.
De scheepswerf Kon. Mij. De Schelde heeft sinds haar oprichting in 1875 honderden schepen gebouwd of gerepareerd. Bovendien werden in de door haar gebouwde schepen machines en ketels geplaatst vervaardigd in de machinefabriek en ketelmakerij. Verder leverde men schepen en ketels ten behoeve van elders gebouwde schepen. De plaatsing hiervan gebeurde veelal in Vlissingen.
De schepen die gebouwd werden zijn grofweg in twee categorieën onder te verdelen, namelijk koopvaardij (inclusief visserij en veerdiensten) en marine.
Naast tal van passagiers- en vrachtschepen zijn ook een aantal schepen gebouwd voor de visserij. Twee hiervan waren bestemd voor een Vlissingse maatschappij die zich bezighield met de oesterteelt in het Amsteldiep. [1]
Bronnen over scheepsbouw
Naast het archief van de Kon. Mij. De Schelde dat berust op het gemeentearchief Vlissingen [Zeeuws Archief] staan nog een aantal bronnen tot onze beschikking als wij iets meer willen weten over de Vlissingse scheepsbouw.
In de afgelopen jaren zijn vele kranten gepubliceerd in het Nederlandse taalgebied (inclusief Nederlands-Indië en de West), gedigitaliseerd en via diverse websites thuis in te zien.
Neem de Krantenbank Zeeland waarin de in Zeeland verschenen kranten, sinds de 18e eeuw, zijn opgenomen. En denk ook aan de historische krantenbank [Delpher] beheerd door de Koninklijke Bibliotheek.
In het geval van de twee bewuste schepen is de krantenbank van het Noord-Hollands Archief interessant.
Verpachting oester- en mosselteelt
In de Goessche Courant d.d. 12 juni 1884 staat een advertentie waarin de ontvanger der registratie en domeinen te Den Helder aankondigt de oester- en mosselteelt in de Zuiderzee te willen verpachten. [2] Het gaat hierbij om een gebied langs de zuidkust van Wieringen, de Anna Paulowna Polder, beoosten de Ewijcksluis, de Wieringerwaard en het noordelijk deel van de Waardpolder en bovendien het Amsteldiep.
De verpachting vond plaats op woensdag 16 en donderdag 17 juli 1884 in het lokaal Tivoli te Nieuwediep (lees Den Helder) ten overstaan van notaris Hattinga Raven.
Zeeuwse belangstelling
Ondanks de geografisch gezien grote afstand was er ook binnen Zeeland belangstelling voor deze visgebieden. Dat blijkt onder meer uit een bericht verschenen in de Middelburgsche Courant d.d. 2 september. Enkele dagen eerder was in Vlissingen namelijk de maatschappij Oesterteelt Amsteldiep opgericht via een onderhandse akte. [3] De nieuwe maatschappij richtte zich op het Amsteldiep gelegen tussen de Noord-Hollandse kust en het eiland Wieringen.
Commissarissen werden A. Smit en Verkuijl Quakkelaar uit Vlissingen en Brandt uit Middelburg terwijl Jan Pot uit Alkmaar werd benoemd tot boekhouder. De heren gingen voortvarend van start want de krant van 10 december vermeldde dat de Kon. Mij. De Schelde opgedragen was een zogenaamde ijzeren blazer te bouwen. [4] Deze opdracht kwam voor de werf mooi op tijd aangezien er geen tot weinig werk was en verdere ontslagen nu voorkomen konden worden.
Bouw van de Amsteldiep
De Vlissingse Courant d.d. 22 februari 1885 vermeldde de tewaterlating van de blazer. Op de werf was het nog steeds kommer en kwel want er waren in de tussentijd geen nieuwe bouworders binnengehaald. De blazer was in tegenstelling tot wat gangbaar was van ijzer gebouwd.
Volgens de orderkaart werd de Amsteldiep besteld op 19 november 1884 en werd de kiel acht dagen later gelegd met als bouwnummer 45. De aannemingssom bedroeg ƒ 5.000, maar uiteindelijk moest De Schelde er op toe leggen. De totale bouwkosten bedroegen ƒ 5.142, dus een verlies van ƒ 142. De bouw ging gestaag voort. Op 17 december stond de blazer in de spanten, op 28 januari 1885 was de beplating aangebracht en op 21 februari was de tewaterlating. Na 3,5 maand bouwen was de blazer gereed en op 2 maart werd zij overgedragen aan de nieuwe eigenaar.
Er was sprake van een geslaagd schip dat uitstekend voldeed en alles voorbij liep, met andere woorden: een snelle zeiler. Het was een 1-master uitgerust met twee zwaarden die langszij waren aangebracht. De waterverplaatsing bedroeg 60 ton met een volle bun inclusief 6 ton water. De afmetingen waren 15,44 x 4,67 meters en een hoogte in de zijden op het vaste voordek van 1,67 meter. De waterverplaatsing werd alleen in Engelse maat (een Engelse voet is 30 cm en een inch=2,54cm) weergegeven en bedroeg 2’6”-2’9” (voor)-2’0”-3’3” (achter).
Gezocht: een oesterschipper
De maatschappij had dus inmiddels wel een vaartuig maar blijkbaar nog geen of te weinig ervaren scheepsvolk getuige de advertentie in de Zierikzeesche Nieuwsbode d.d. 9 april. Men vroeg een ijverige en bekwame oesterschipper die op een later tijdstip als onderbaas in Wieringen aan het werk werd gesteld. Logies was aan boord van een grote blazer en het geboden weekloon was ƒ 15,00. De werving was verder overgedragen aan een zekere Reingoudt die als opzichter in dienst was van de firma Hage & Co. te Yerseke.
Bouw van de Mossel
Datzelfde jaar werd aan de Kon. Mij. De Schelde ook opdracht gegeven voor de bouw van een kleine stoomboot inclusief de machine en de stoomketel. De Middelburgsche Courant en de Vlissingse Courant d.d. respectievelijk 27 en 28 juni vermeldden echter niet de naam van dit schip. Op de 27e werd de kiel gelegd onder een van de kappen.
Het ging om de geheel van ijzer gebouwde Mossel met bouwnummer 46. Deze werd besteld op 15 juni 1885, vier dagen later op stapel gezet, in de spanten op 8 juli, beplating voltooid op 4 augustus, te water gelaten op 15 oktober, op 22 oktober officieel beproefd en op 4 november overgedragen aan de eigenaar.
De 2-cilinder diagonale compound stoommachine leverde bij 200 omwentelingen 50 hp waardoor met de enkele schroef een snelheid kon worden behaald van 6 knopen. Met een waterverplaatsing van 76 ton bedroegen haar afmetingen 65’0” (over steven)-68’0”(over het dek) x 23’1”x 3’9” (voor)-4’6” (achter) en een holte van 7’0”.
Experiment met stoom
De Goessche Courant en de Middelburgsche Courant publiceerden 6 oktober 1885 een enigszins verwarrend artikel. De journalist had vernomen dat in Yerseke een experiment zou plaatsvinden, waarbij het gebruik van stoom in de oestercultuur werd ingevoerd.
De firma De Groot uit Bolier zou al een aantal jaren een raderstoomboot in dienst hebben die verscheidene ondiepe grote bakken sleepte met hierin scheepsvolk voor het korren van oesters. Een andere firma uit Yerseke zou de scheepswerf Smit te Kinderdijk de opdracht hebben gegeven een schroefstoomboot te bouwen die met behulp van stoom oesterskorren kon voortslepen zodat de bewuste bakken overbodig waren. [5] Deze nieuwe schroefstoomboot genaamd Mossel, en die ‘inderdaad in vorm ook veel overeenkomst met een mossel’ had, was bestemd voor de Schelde en het Amsteldiep. De proeftocht was gepland op 16 oktober.
De Middelburgsche Courant d.d. 14 oktober ging nader in op het bericht in de editie van de 6e. Vanuit Vlissingen werd de aankomst gemeld van de nieuw gebouwde kleine raderstoomboot Neeltje. [6] Zij was afkomstig van Capelle a/d IJssel en gebouwd voor de maatschappij Oesterteelt Nederland (met als directeur C. Lindenberg) gevestigd te Yerseke.
De Neeltje had een geringe diepgang en met name het achterschip was breed. Doordat de verschansing naar beneden kon worden omgeklapt, was het mogelijk een geheel vrij dek te creëren. De Kon. Mij. De Schelde had opdracht gekregen tot het vervaardigen van haar machine en ketel. Dezelfde editie meldde dat dezelfde week bij de Kon. Mij. De Schelde een schroefstoomboot genaamd Mossel te water zou worden gelaten bestemd voor de oesterteelt in het Amsteldiep. Deze was van geheel andere vorm dan de Neeltje waarop ‘zoals vroeger in uw blad is gemeld, als proef ook eene korinrichting met stoom in werking zal worden gebracht’.
het vaartuig is van ongewonen vorm en lijkt veel op de helft van het dier, welks naam het draagt
Terugkomend op de Mossel die gebouwd werd op de De Schelde: de Middelburgse Courant van de 16e vermeldde haar tewaterlating iets na 7.00 uur donderdag ’s ochtends onder grote belangstelling van het publiek op en voor de tonnenbrug. Opnieuw werd verwezen naar haar uiterlijk: “het vaartuig is van ongewonen vorm en lijkt veel op de helft van het dier, welks naam het draagt”. De stoomkorinrichting die ook bij de De Schelde was vervaardigd, stond op het achterdek en kon tegelijkertijd acht korren aandrijven.
Uitgaande van een bericht in de Goessche Courant d.d. 9 oktober 1886, dus een jaar later waren de pachters van het Amsteldiep te weten Smit, Kakebeeke en Van Roojen tevreden over de behaalde resultaten en van plan de exploitatie voort te zetten. In augustus was door de maatschappij een terrein beoosten het fort Oostoever in erfpacht verkregen, waarin een oesterput moest worden aangelegd.
J. Pot uit Alkmaar adverteerde in 1887 ook met mosselzaad (val 1885 en val 1886) afkomstig uit het Amsteldiep. Te leveren tegen contante betaling aan boord van de Mossel in Wieringen, Nieuwediep, Enkhuizen etc. De prijzen waren laag en de levering snel, aldus Pot.
Mossel in botsing met torpedoboot
De Mossel was dat jaar wel betrokken bij een botsing. De Heldersche en Nieuwedieper Courant van 4 mei vermeldde dat de dag daarvoor zij voor reparatie met behulp van een slede op de helling van de werf De Lastdrager werd getrokken toen plots de ketting brak. De Mossel liep achterwaarts met behoorlijke snelheid van de helling af en raakte midscheeps ter hoogte van de kolenbergplaats de in de binnenhaven afgemeerde torpedoboot Zr. Ms. Ardjoeno. Deze werd dermate zwaar beschadigd dat het wezenlijke gevaar bestond dat zij zou zinken. Na het treffen van noodmaatregelen zou de torpedoboot de 4e verder worden onderzocht in het droogdok.
Pot zelf verdronk bijna dat jaar. De editie van zondag 5 juni vermeldde dat het vaartuig van de maatschappij de donderdag daarvoor terugkeerde toen het ter hoogte van Wieringen kapseisde. Hij was in staat zich vast te klampen aan de scheepwand totdat schipper J. Butter en rijksbelastingambtenaar Bakker hem zagen en hem wisten te redden. Wat er met het vaartuig elders aangeduid als het scheepje gebeurde, wordt niet vermeld. Was dit de blazer Amsteldiep? De Mossel werd op 24 juli door de sleepboot Stad Amsterdam het Nieuwediep binnengesleept toen haar eigen machine defect raakte.
Mossel redt Trekvogel
De Mossel kwam in 1888 opnieuw in het nieuws zij het nu positief. De editie van dezelfde krant d.d. 11 november vermeldde dat het rijksvaartuig de Trekvogel door de stroming tegen de steenglooiing ten westen van het wierhoofd op de Hauks (eiland Wieringen) werd aangedreven toen haar anker begon te slippen. De Mossel was echter in de buurt en wist met veel moeite de de Trekvogel uit haar benarde situatie te bevrijden en naar veilig vaarwater te slepen.
Einde oesterput in Amsteldiep
Het Vliegende blaadje d.d. 7 januari 1891 vermeldde dat de strenge vorst grote schade had berokkend aan de oesterput Amsteldiep. Duizenden oesters die daar in depot werden bewaard waren volledig bedorven en niet meer geschikt voor gebruik. In april 1894 werd de oesterput met woning en twee bergplaatsen te koop aangeboden.
Geen woord echter over de beide vaartuigen Amsteldiep en Mossel. J. Pot bood in Het nieuws van den dag: kleine courant van 13 april te huur of te koop aan de vrachtschroefstoomboot Mossel (18 x 7 x 2 m), de radersleeptoomboot Ostrea (13,5 x 5,5 x 1 m) en een ongenaamde ijzeren water- en kolenlichter (30 x 4 x 2 m). De Mossel was tot 19 april in gebruik op de lijn Harlingen-Texel-Nieuwediep v.v. De beide andere vaartuigen lagen aan de oesterput.
Behalve de in de tekst vermelde bronnen werd gebruik gemaakt van het archief van de Kon.Mij. De Schelde 1875-1960 (toegang 214) inv. nrs 3 en 6 en de niet-geïnventariseerde orderadministratie.
1. De stroomgeul annex zeegat Amsteldiep vormde een scheiding tussen de Waddenzee en de toen nog bestaande Zuiderzee (vandaag de dag het IJsselmeer). Bovendien scheidde deze stroomgeul het eiland Wieringen van het vasteland. Door de aanleg van de Amsteldiepdijk in 1924 werd een deel van het Amsteldiep afgesloten waardoor het Amstelmeer werd gevormd. Doordat de dijk nu ook Wieringen verbond met het vasteland was niet langer meer sprake van het eiland Wieringen. De Zuiderzee werd in 1932 definitief afgesloten door de Afsluitdijk en gedeeltelijk ingepolderd. Het resterende water is nu bekend als het IJsselmeer.
2. Tijdschrift voor geschiedenis 1886-1940, 14 jaargang p. 84 e.v. ‘De Nederlandsche oesterteelt’. Overigens is hier sprake van de maatschappij De Schelde. Dit artikel is online raadpleegbaar.
3. Een steekproef in de archieven van de notarissen op dat moment werkzaam te Vlissingen naar deze akte heeft (vooralsnog) geen resultaat opgeleverd.
4. Een blazer is een zeilschip verwant aan de botter maar voller en zwaarder uitgevoerd. De bolle spantvorm liep naar achter toe uit in een S-vorm. Blazers werden met name gebruikt bij de visserij op de Zuiderzee en op de Wadden en in mindere mate op de Zeeuwse stromen. Door de krachtige vorm vonden blazers ook afzet in de vrachtscheepvaart en als bergingsvaartuig. Dit scheepstype dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Dat betekent dat ook bij De Schelde geen grote ervaring voorhanden was met de bouw van dit type.
5. Een oesterkor is een ijzeren raamnet gebruikt in de oestervisserij en waarmee de oesters als het ware van bodem worden opgeschept.
6. De machine no. 63 en de ketel K96. De Neeltje is echter volgens de orderadministratie van De Schelde gebouwd door A. Vuyk te Capelle a/d IJssel.