Grote paniek brak uit in Zeeland toen in januari 1866 een buitenlands oorlogschip haar opwachting maakte. De kanons op de bolwerken van Vlissingen werden geladen. De vreemde gast, die met onbekende bedoelingen ankerde op de rede van Terneuzen, bleek afkomstig uit Peru.
Na enige tijd werd duidelijk dat het ging om de Independencia, een in Engeland voor Peru gebouwd gepantserd stoomfregat.
Zuid-Amerika
Na de Napoleontische oorlogen werden Spanje en Portugal geconfronteerde met de roep om vrijheid in hun Zuid-Amerikaanse koloniën. Het gevolg waren bloedige oorlogen waarin beide landen het onderspit dolven en landen als Brazilië, Chili en Peru ontstonden.
Nederland nam op papier een neutrale positie in en wilde zich niet in interne staatsaangelegenheden mengen. In de praktijk ging het er anders aan toe. De Nederlandse handelsgeest gestimuleerd door koning Willem I was nog steeds levend. Het Nederlandse marineschip Zr.Ms. Lynx bezocht tussen 1823 en 1825 diverse nieuwe Zuid-Amerikaanse staten om informatie te verzamelen en contacten te leggen. Op de Vlissingse marinewerf werd de neutrale rol meer geweld aangedaan. Daar werd het voormalige V.O.C.-schip Hoop en Fortuin voor rekening van Gran Colombia tussen 1822-1823 omgebouwd tot een waar oorlogsschip. [1]
De Peruaanse onafhankelijkheidsverklaring in 1821 was niet geaccepteerd door Spanje. Desondanks bezocht een Spaans eskader in 1863 Peru zonder problemen, totdat een gevecht in Lambayeque uitbrak en daarbij een Spanjaard de dood vond. Het Spaanse eskader keerde terug en de situatie verslechterde.
In 1864 bezette de Spanjaarden de Chincha-eilanden, de belangrijkste bronnen van Peruaanse guano. De winning van guano, gebruikt als mest en grondstof in de springstoffenindustrie, leverde veel geld op. Op deze wijze wilde de Spaanse regering Peru dwingen tor betaling inclusief de schulden daterende van de onafhankelijkheidsoorlog. De vijandelijkheden mondden uit in een oorlog tussen beide landen. Chili, ook een voormalige Spaanse kolonie, koos daarbij de zijde van Peru. In 1866 volgden Ecuador en Bolivia.
Op het moment dat de Independencia opdook op de Schelde was de oorlog nog steeds aan de gang. Het Spaanse eskader veroverde in de tussentijd een Chileens stoomschip met aan boord zeelui die moesten gaan dienen op de Huascar en de Independencia! [2]
Peru in Zeeland
Toen de Independencia op de Schelde aankwam, ontstond twijfel over haar nationaliteit. [3] Immers eerder had een Spaanse vertegenwoordiger in Engeland nog geclaimd dat “het zwaar gepantserd ramschip” voor Chili was gebouwd en dat de Engelse regering maatregelen moest nemen om haar neutraliteit te handhaven. Spanje en Chili waren in oorlog. Later bleek dat zij voor Peru was gebouwd, een land ook in oorlog met Spanje. Spanje vreesde dan ook haar te zien in Spaanse wateren.
Op 4 februari 1866 meldden Nederlandse kranten echter dat de Chileense kruiser Independencia de Schelde is opgevaren naar aanleiding van berichten uit Antwerpen. Zij ankerde op zondagmiddag 28 januari ter hoogte van Terneuzen naar verluidt voor een verblijf van 5-6 weken. Na aanvankelijke twijfel – in eerste instantie sprak men zelfs van een kaper – werd al snel duidelijk dat het niet om een Chileens, maar een Peruaans oorlogsschip ging.
Paniek
Haar verschijning veroorzaakte grote commotie of beter gezegd zelfs paniek. De kanons van de Vlissingse batterijen werden met scherp geladen. Er volgde een tegenstrijdige en vaak speculatieve berichtgeving in de kranten. De Peruaanse commandant Garcia zou geweigerd hebben om te vertrekken en dat zou ook de reden zijn dat de Zr.Ms. Adolf Hertog van Nassau naar Vlissingen kwam. [4]
De Heldersche Courant op 3 februari meldde dat zij een dag eerder was afgereisd in verband met de aanwezigheid van de Independencia op de Schelde. De Adolf Hertog van Nassau was bestemd om naar de Middellandse Zee af te reizen en Vlissingen lag op de route. Bovendien was er een afspraak met de marinewerf om 2.000 kan patentolie te ruilen of laten zuiveren. (De slechte kwaliteit van de olie veroorzaakte dat de verf op de dekken bijna geheel was bedorven door de walm van de lantaarns. Dit was bewezen door het laten branden van een nachtpitje in een glas en het pitje na verloop van 3-4 uur verkoolde en uitging.)
Waarom men de Adolf op een gepantserd schip afzond en niet een eigen pantserschip? Wel, die hadden we nog niet. De Prins Hendrik der Nederlanden was op dat moment bij Laird & Sons te Birkenhead, waar ook de Independencia was gebouwd. Pas in maart 1867 kwam zij gereed. Wat men wel had, was de gepantserde stoombatterij Zr.Ms. De Ruyter maar die lag waarschijnlijk opgelegd te Willemsoord en was dus niet stoomklaar. [5]
Onder commando van kapitein ter zee O. Uhlenbeck passeerde de Adolf op 4 februari Vlissingen op weg naar Terneuzen. De Zierikzeesche Nieuwsbode van 10 februari berichtte dat de Adolf werd gevolgd door de Frans Naerebout met aan boord schout-bij-nacht De Vries en secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken A. van Uyytenhoven. Hij zou de commandant van de Peruaan moeten uitnodigen om te vertrekken.
Geheim telegram
Een geheim telegram van de minister van Marine d.d. 8 februari gaf de commandant van de Adolf opdracht op beleefde wijze de commandant van de Independencia te verzoeken zijn aanstelling te tonen. Bovendien was inzage van de scheepsrol gewenst om na te gaan welke bemanningsleden waren aangemonsterd.
Een dag later werd de order weer ingetrokken en opdracht gegeven de Independencia met rust te laten. De Nederlandse regering besloot, aangezien er geen oorlog was tussen Spanje en Peru, er geen reden was het schip lastig te vallen. Wel moest commandant Garcia duidelijk worden gemaakt dat het de Nederlandse regering het aangenaam zou zijn als hij zo snel mogelijk vertrok.
Vanuit Vlissingen werd bericht op 7 februari dat de kalmte in de stad weer terugkeerde en dat het wel met een sisser zou aflopen. Van Uyytenhoven was alweer naar Den Haag afgereisd. De Independencia werd echter nog steeds in de gaten gehouden.
Tipje van de sluier
Een voormalige bemanningslid lichtte een tipje van de sluier op. Haar commandant en officieren gekleed in Peruaanse uniformen claimden in dienst zijn van de Peruaanse marine. Haar bemanning telde tussen de 250 en 300 man maar was een allegaartje samengesteld uit Engelsen, Duitsers, Fransen, Peruanen, Noren, Portugezen, Grieken en Amerikanen. De bemanning was aangemonsterd in Engeland en had twee maanden gage vooruit betaald gekregen. De maandelijkse gages bedroegen voor matrozen 1e klasse, 2e klasse en 3e klasse respectievelijk 20, 18 en 16 dollars. Kanonniers werden met maandelijks 30 dollars veel beter betaald.
Vooraf was aan elk bemanningslid verteld dat wanneer men onderweg Spaanse schepen tegenkwam, deze zouden worden aangevallen.
Een Belgische krant vermeldde dat de Nederlandse Staat toestond dat de zeventig Engelse werklieden aan boord haar klaarmaakten voor de zeereis, maar zonder het gebruik van hulpmiddelen vanaf Nederlandse bodem. De volledige uitrusting zou wel aan boord zijn, maar daar was dan ook alles mee gezegd. Zo was zelfs de inwendige vertimmering nog niet voltooid.
Op 11 februari werd vanuit Vlissingen bevestigd dat zij steenkolen had geladen en binnen enkele dagen zou afreizen. Buitengaats zou haar een schip opwachten met munitie. De 60 ton kolen was via Antwerpen geleverd door de Vlissingse firma Wibaut. Vanuit Antwerpen kwam ook de sleepboot Union naar Terneuzen toe, vermoedelijk om te helpen met de machine en het afstellen van de kompassen.
De 16e meldde het Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage dat Spanje niet de oorlog aan Peru had verklaard en dat de orders voor de Adolf om de neutraliteit te beschermen waren ingetrokken. Na terugkeer te Vlissingen moest de Adolf haar reis naar de Middellandse Zee voortzetten.
De Independencia vertrok zaterdag 17 februari en moest noodgedwongen begin maart in volle zee ammunitie over nemen van het Engelse koopvaardijschip Thames. Eerder had de Franse regering toen zij samen met de Huascar in Brest lag, evenals Nederland toestemming geweigerd om matrozen aan te monsteren en oorlogsmateriaal als munitie te laden.
Gezonde hersenen
In de Ter Neuzensche Courant van woensdag 14 februari 1866 werd uitgebreid op de hele kwestie ingegaan in een ingezonden brief van N.A.C. te Terneuzen. Hij brandde het Vlissingsch Weekblad af om de kwaliteit van de verslaglegging. De Independencia was geheel uitgerust en haar officieren waren beschaafde mannen. Waar het werkelijk om draaide, was dat in de winter de Terneuzense rede veel beter geschikt was voor grote schepen dan die te Vlissingen. In de winter zouden de marineschepen in Terneuzen moeten liggen.
Dat achtte de schrijver “voor ieder van gezonde hersenen, die kennis van zaken heeft, meer dan duidelijk”. Schout-bij-nacht De Vries “die de man niet is om zich door belangzuchtige schreeuwers te laten vervaard maken” zou dit ook inzien. Overigens had de Peruaanse état major net goodwill gekweekt door 16 guldens te schenken tijdens een liefdadigheidsconcert van de Hoekse zangvereniging Nut en Genoegen voor de nabestaanden van de bemanning van de gezonken Alma uit Zierikzee.
Strategische ligging Vlissingen
Ten tijde van het bezoek bestond de Vlissingse marinewerf nog, al was de sluiting nakend. De veranderingen in de stad in de jaren 60 en 70 van de 19e eeuw in Vlissingen waren zeer tegenstrijdig. Enerzijds sloot de marinewerf haar poorten, de mariniers marcheerden af en haar status als garnizoensstad verviel en anderzijds werd ontstellend veel geld en energie in de stad gepompt om haar een haven van belang te maken.
Alleen wel een relatief onbeschermde haven. Toen de Independencia de Schelde opvoer, lag er slechts het oude zeilfregat Zr.Ms. Sambre als wachtschip en die was van nul en generlei gevechtswaarde. Het werd in 1867 zelfs gesloopt. Het was overduidelijk dat Vlissingen tot de periferie behoorde en Holland zich verschuilde achter de Nieuwe Hollandse Waterline. Uiteindelijk lag in de Zeeuwse havenstad slechts een stoomkanonneerboot die echter geregeld elders werd ingezet bij oefeningen met de landmacht. Vlissingen werd onbeschermd achtergelaten.
Pas rond 1900 begon Den Haag weer langzaam het strategische belang in te zien van Vlissingen liggend aan de monding van de Schelde met open toegang tot de Noordzee. Ten tijde van de oorlog tussen Rusland en Japan in 1904-1905 lagen er zelfs meerdere marineschepen in de haven waaronder de rammonitor Hr.Ms. Reinier Claeszen. Daarnaast werd ook het belang van de grootste scheepswerf in het zuiden, namelijk Kon. Mij. De Schelde, onderkend en de oprichting van de onderzeedienst duurde niet lang meer, maar dat is een ander verhaal.
1. Zie hiervoor in ‘The former Dutch East Indiaman that became the Gran-Columbian warship ”Esperanza y Fortuna”’, in: Nordic Sails. History & development of working sail in North & Northwest-Europe, A.M.C. van Maanen, te verschijnen medio 2020.
2. Gebouwd bij Laird Brothers, Birkenhead in England 1864-1866, veroverd door Chile in 1879 en vandaag de dag museumschip te Talcahuano.
3. Gebouwd door Samuda Brothers, Poplar, Londen, Engeland in 1864-1865 en vernietigd nadat zij aan de grond liep op 21 mei 1879. Met een waterverplaatsing van 3.600 ton waren haar afmetingen 65,5 x 13,6 x 6,6 meter. Zij had een pantergordel van 11,4cm dikte en haar geschutsbatterij was beschermd door 11,4cm dik pantser. De bewapening bestond uit 2-17,8cm kanons, 12-15,2cm kanons en 4-30ponders.
4. De Zr.Ms. Adolf Hertog van Nassau was schroefstoomschip 1ste klasse gebouwd op de Marinewerf te Vlissingen 1858-1861. Zij had een waterverplaatsing van 3.750 ton en als afmetingen 72,86 x 15,72 x 6,80 meter. Haar bemanning telde 500 man en de bewapening bestond uit 1-60 ponder, 16-30 ponders, 12-20cm en 22-16cm kanons. Echter zij was niet gepantserd. Op papier zou zij dus niet veel kans hebben in een gevecht met de Independencia. Maar de bemanning van de Adolf was getraind en een geheel en die van de Independencia een allegaartje. Bovendien was de Independencia verre van gevechtsklaar. Het blijkt onduidelijk of zij nu wel of geen ammunitie aan boord had tijdens het verblijf te Terneuzen.
5. De Ruyter werd oorspronkelijk op de Vlissingse marinewerf op stapel gezet als een zeilend linieschip. Vervolgens werd zij herbouwd in een schroefstoomfregat en als laatste bouwstadium een gepantserde stoom drijvende batterij met een bemanning van 250 man en een bewapening van 14-60 ponders. Het is geen succes geworden en in 1874 wordt zij verkocht voor de sloop.
Archief Gemeentearchief Vlissingen 1505-1914
Archief Marine Etablissement Vlissingen 1814-1868
Krantenbank Zeeland
Delpher.nl