Max Peereboom Lepelstraat Vlissingen

Amateurfilmer biedt zeldzaam kijkje in vooroorlogs leven Joodse Zeeuwen

Max Peereboom uit Vlissingen legde bedrijf, buurt en familie vast met zijn filmcamera. Zijn werk biedt een uniek inkijkje in het leven van Joodse Zeeuwen aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog.

Achter de Sint Jacobskerk, op de hoek van de Lepelstraat en de Branderijstraat, konden Vlissingers in de jaren twintig en dertig terecht voor goedkope kleding en slaapkamermeubilair bij firma Bouman. Tegenover de winkel staat een huis met opschrift ‘Lant van beloften’. Zo moet Zeeland gevoeld hebben voor Barend Bouman en Liza Noach-Bouman wanneer ze in 1918 vanuit Utrecht naar Vlissingen verhuizen en hun winkel openen. Hun succesvolle leven komt echter ruw tot stilstand wanneer Duitsland Nederland binnenvalt.

Een man en vrouw met huisraad in een bootje met huisraad.

80 jaar vrijheid

Dit jaar 80 jaar geleden werd Zeeland bevrijd, te beginnen met Zeeuws-Vlaanderen vanaf september 1944 en met als laatste Schouwen-Duiveland in mei 1945. Het Zeeuws Archief beheert archieven over de Tweede Wereldoorlog (’40-’45), de bevrijding en de periode van wederopbouw. Begin je onderzoek daarom hier.

/onderzoek-het-zelf/bevrijding-tweede-wereldoorlog/

Firma Bouman in beeld

Het echtpaar begint een winkel voor manufacturen, metalen, kleding, huiden en vellen. De winkel staat bekend als een degelijke zaak voor goedkope kleding.

De zaken gaan zo goed dat het echtpaar in 1934 kan uitbreiden naar een tweede pand in dezelfde straat. Lepelstraat 5 en 7 wordt een winkel gespecialiseerd in slaapkamerbenodigdheden en antiek. Barend en Liza nemen hun intrek in de woning boven de winkel.

De bedrijfsleider, Max Peereboom, is amateurfilmer en legt de opening van de nieuwe winkel vast met zijn camera. Het bewaarde materiaal van zijn hand geeft een zeldzame inzage in het vooroorlogse leven in Nederland.

Op de beelden zien we de voorbereiding en opening van de nieuwe winkel van het echtpaar Bouman. Ook de bezorgjongens met de nieuwe kar en fiets van firma Bouman – een teken dat de zaken goed gingen – zijn door Peereboom vereeuwigd.

Op hetzelfde rolletje staan ook beelden van de opening van de pier van Vlissingen, de bouw van Peerebooms nieuwe huis aan de Singelweg en twee vrouwen die naaiwerk doen. Mogelijk zijn dat Liza Noach-Bouman en haar nichtje Ans Prins, de vrouw van Max Peereboom.

Max Peereboom

Bekijk hier de film die Max Peereboom maakte

zoeken.beeldengeluid.nl

Vlissingen in de oorlog

Zeeland heeft voor de oorlog een kleine Joodse gemeenschap, bestaande uit ongeveer 200 personen. In 1930 wonen er 55 Joden in Vlissingen, waaronder de families Bouman en Peereboom.

Ook is Vlissingen kortstondig het beginpunt van vluchtpogingen van Joodse burgers in de dertiger jaren. Zij proberen per boot vanuit de Vlissingse haven naar Engeland te komen. Door het strenge Britse toelatingsbeleid is het voor veel families een vergeefse poging.

Op 10 mei 1940 valt Duitsland Nederland binnen. Na 5 dagen strijd capituleert Nederland. Maar Zeeland houdt twee dagen langer stand, met hulp van Franse en Belgische troepen. Het bombardement van Middelburg dwingt ook de Zuidwestelijke provincie op 17 mei op de knieën.

De provincie is door haar ligging de gehele oorlog een belangrijk doelwit voor de Duitsers en de geallieerden. Veel gebouwen raken onbewoonbaar door bombardementen en het zoute water dat na dijkdoorbraken de dorpen en steden instroomt.

Ondanks de oorlog en de toenemende anti-Joodse maatregelen blijft de firma Bouman open. In het Joodse weekblad plaatst Barend op 6 maart 1942 de laatste advertentie voor zijn winkel. Twee weken later moeten Barend en Liza Lepelstraat 7 voorgoed verlaten.

Vertrek uit Zeeland

In het voorjaar van 1942 beginnen de verplichte verhuizingen van Joden uit heel Nederland naar de hoofdstad. De Duitse bezetter wil Nederland ‘Jodenvrij’ maken.

Joodse burgers moeten in de Amsterdamse Rivierenbuurt, Transvaalbuurt of de Jodenbuurt rondom het Waterlooplein gaan wonen. Ze moeten zelf een nieuwe woning regelen. Als bagage mogen ze enkel meenemen ‘wat men zelf dragen kan’. Bezittingen mogen van tevoren niet worden verkocht of overgedragen aan kennissen.

Ook wordt er nadrukkelijk vermeld dat huurcontracten moeten worden opgezegd en dat huiseigenaren hun huissleutels moeten inleveren. Alle gemaakte kosten van deze verplichte verhuizing zijn voor eigen rekening.

Op 24 maart 1942 krijgen alle Joden in Zeeland deze oproep. Barend en Liza Bouman betrekken Geleenstraat 5 in de Amsterdamse rivierenbuurt. Ook Max Peereboom verhuist gedwongen met zijn vrouw, vierjarige dochtertje en eenjarige zoontje terug naar zijn geboortestad.

Amsterdam is niet het eindstation voor de twee families. In de opvolgende maanden worden ze weer opgeroepen en per trein via Westerbork naar Auschwitz en Sobibor vervoerd.

Ingeleverde huissleutels

De ingeleverde huissleutels worden overgedragen aan de Niederländische Grundstückverwaltung (NGV). Rijkscommissaris Seyss-Inquart roept deze stichting in augustus 1941 in het leven om Joods onroerend goed te registreren en ‘ariseren’.

De NGV neemt inbeslaggenomen panden in bewaring en besteedt het beheer uit aan nazigezinde makelaars. Op het moment dat Joodse huiseigenaren zijn gedeporteerd, proberen deze makelaars hun huizen te verkopen.

In Vlissingen gaat het om ongeveer veertig panden. In een aantal gevallen blijkt het pand onverkoopbaar, vanwege achterstallig onderhoud of oorlogsschade.

De vele bombardementen in Vlissingen hebben voor veel schade aan panden gezorgd. Er zijn tijdens de oorlog maar veertien huizen verkocht.

Naarmate de oorlog vordert, zijn kopers en hypotheekverstrekkers steeds minder geneigd om hun vingers te branden aan onteigend Joods vastgoed. De bewoonbare huizen in bewaring worden meestal verhuurd, veelal aan NSB-gezinnen. Ook worden enkele huizen gebruikt om de bezittingen van gedeporteerde Joden op te slaan.

Lepelstraat 5 en 7 zijn tijdens de oorlog nooit verkocht. De winkel staat nog vol goederen. Om diefstal te voorkomen laat de gemeentepolitie alles weghalen. De directeur van de gemeentewerken schrijft aan de burgemeester het niet eens te zijn met deze gang van zaken.

‘Het lijkt mij wel een zeer zonderlinge wijze van beheer, wanneer een beheerder zich blijkbaar niets van de zaken aantrekt, doch wel van uit elders een woning toewijst en verhuurt aan een familielid’.

Het is onbekend wat er met de inboedel is gebeurd, maar deze is hoogstwaarschijnlijk verkocht. Het huis van bedrijfsleider Max Peereboom, Singelstraat 178, wordt in 1944 verkocht aan Marius Corveleijn.

Na de oorlog

In november 1944 wordt Vlissingen bevrijd. Het duurt nog jaren voordat de enkele Joodse overlevenden, of hun familieleden, hun huizen terugkrijgen.

Voor Barend en Liza mag dit niet meer baten want zij hebben de oorlog niet overleefd. Enkele maanden na hun aankomst in Amsterdam zijn ze opgepakt en op transport gezet naar Westerbork.

Barend wordt in oktober 1942 vermoord in Auschwitz. Liza ondergaat hetzelfde lot zes maanden later in Sobibor. Ook het gezin van Max Peereboom wordt in september 1942 in Auschwitz vermoord.

Het winkelpand van de firma Bouwman bestaat niet meer, maar de struikelstenen voor Lepelstraat 7 houden de herinnering aan Barend en Liza levend. Het huis dat Max Peereboom heeft laten bouwen bestaat wel nog en is een stille getuige van de deportatie van het jonge gezin Peereboom.

De herinnering aan zijn familie en naasten heeft hij met zijn camera vereeuwigd. Deze beelden zijn nu een zeldzaam voorbeeld van het vooroorlogse leven van Joodse Nederlanders.