Honderd jaar geleden werd Zierikzee opgeschrikt door een aanval met bommen. In 1917 woedde de Eerste Wereldoorlog nog in alle hevigheid. Een groot deel van Europa was veranderd in een strijdtoneel dat zijn weerga tot dan niet had gekend.
Nederland ontliep de oorlog en hield zich strikt neutraal. Dat betekende dat niet alleen de grenzen aan de oost- en zuidzijde werden beveiligd, dat gold ook voor de kust. Daarom werden ook op Schouwen-Duiveland militairen gelegerd.
In de nacht van 29 op 30 april 1917 zet een Engels vliegtuig met twee bemanningsleden vanuit Duinkerken koers in noordelijke richting om Zeebrugge te bombarderen. Door mist en dikke wolken verdwaalt het vliegtuig. Het havenkanaal naar Zierikzee lijkt op het kanaal van Brugge naar Zeebrugge en daarom ziet de bemanning Zierikzee voor die Vlaamse plaats aan. De bommen worden op Zierikzee geworpen. De schade is groot, er zijn drie slachtoffers te betreuren. Door deze aanval beseffen de Nederlanders dat zij ook op verre afstand van de grens geconfronteerd kunnen worden met het oorlogsgeweld.
Lang is gedacht dat het ging om zes bommen. Recent onderzoek door de militair historicus Corstiaan Prince in Britse archieven heeft aangetoond dat het acht bommen waren. Zo blijkt opnieuw dat nauwkeurig archiefonderzoek nieuwe feiten aan het licht brengt. De aanval veroorzaakte grote commotie. Een van de mensen die verslag deed van de bommenaanval was de plaatselijke Hervormde predikant ds. J. Gouverneur.
Onze collega Eef van Brummelen heeft een presentatie gemaakt van deze enerverende gebeurtenis.