Tien snauwschepen met gehezen zeilen naast elkaar op het water.

Tentoonstelling Aan boord van een slavenschip

Hoe was het leven aan boord van een slavenschip van de Middelburgse Commercie Compagnie? Dat is te zien in de tentoonstelling ‘Aan boord van een slavenschip : Driehoekshandel Zeeland – West-Afrika – Caraïben (18e eeuw)’ die van 1 juli 2013 – 7 november 2016 te zien is in de middeleeuwse expositiekelders van het Zeeuws Archief. De tentoonstelling is een activiteit in het kader van de herdenkingen 150 jaar afschaffing slavernij (2013) en 200 jaar afschaffing slavenhandel (2014).

De West-Indische Compagnie

De West-Indische Compagnie (WIC) werd opgericht in 1621. De WIC dreef handel op de ‘West’: gebieden die grenzen aan de Atlantische Oceaan: West-Afrika en Amerika. West-Indië was de naam voor Brazilië, Berbice, Demerary, Essequebo, Suriname en de Antillen in Zuid-Amerika.

De compagnie verdiende geld met:

Goederenhandel (vooral goud, ivoor en suiker)
Kaapvaart (gelegaliseerde piraterij)
Slavenhandel (mensen kopen in Afrika en verkopen in West-Indië)

De West-Indische Compagnie was een landelijk bedrijf en had vijf Kamers: Amsterdam, Zeeland (kantoor in Middelburg), De Maze (kantoor in Rotterdam), het Noorderkwartier (kantoor in Hoorn) en Stad en Lande (kantoor in Groningen). In 1674 werd de compagnie ontbonden. Onmiddellijk richtte men een nieuwe West-Indische Compagnie op. Tussen 1674 en 1740 ondernam deze tweede WIC 383 driehoeksreizen. De WIC hield in 1792 op te bestaan.

De Middelburgse Commercie Compagnie

Tot 1730 had de WIC het alleenrecht op de slavenhandel tussen Afrika en Zuid-Amerika. Toen zij dat monopolie verloor, stortten particulieren zich op deze lucratieve vorm van handel. De Vlissingse kooplieden handelden veelal individueel of in kleine gelegenheidscombinaties en hebben in totaal 311 driehoeksreizen ondernomen.

De Middelburgse kooplieden verenigden zich binnen de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC). De MCC werd opgericht in 1720. Aanvankelijk dreef de compagnie handel op Europa en al snel ook op West-Indië en Afrika. Na 1730 werd de slavenhandel de meest belangrijke bron van inkomsten. In totaal ondernam de MCC 113 driehoeksreizen. De MCC reedde in 1802 de laatste driehoeksreis uit. Na die tijd ging de MCC verder als scheepswerf. De compagnie werd in 1889 opgeheven.

Driehoekshandel

Omdat de schepen van de WIC en de MCC tussen drie werelddelen (Europa – West-Afrika – Caraïben) heen en weer voeren, werd de slavenhandel ook wel transatlantische driehoekshandel genoemd. De driehoekshandel hield in:

Handelsgoederen (textiel, wapens en buskruit, alcoholische dranken, snuisterijen zoals kralen, schelpen, spiegels) uit Europa en Azië ruilen voor mensen uit Afrika.
Afrikanen vervoeren en verkopen als slaven in West-Indië (Caraïben).
Handelsgoederen (goud, ivoor, suiker, huiden, tabak, cacao, koffie, indigo en katoen) uit Afrika en West-Indië vervoeren en verkopen in Europa.

Een driehoeksreis duurde gemiddeld 18 maanden.

Detail scheepsjournaal ‘De Geertruyda en Christina’, 1783-1785. In de marge worden overleden bemanningsleden en slaven aangeduid met een pictogram. Zeeuws Archief, archief MCC toegang 20, inv.nr 429

Van handelspost naar kolonie

De Nederlanders stichtten in het begin van de 17de eeuw handelsposten in het noorden van Zuid-Amerika en de Caraïben. Uiteindelijk werden diverse gebieden gekoloniseerd, zoals een deel van Brazilië, Berbice, Demerary, Essequebo, Suriname en de Antillen. In de meeste gebieden werden suiker-, koffie- en tabakplantages opgericht. Op de Antillen vond zoutwinning en landbouw plaats.

Aanvankelijk probeerde men de plantages te laten bewerken door de oorspronkelijke bewoners, Indianen, maar al snel bleek dat zij fysiek niet geschikt waren voor dit zware werk en ook niet bestand waren tegen door Europeanen meegebrachte ziekten. In de behoefte aan goede werkkrachten kon worden voorzien door de WIC en later de MCC en andere particulieren die zich bezighielden met slavenhandel.

Slavenschepen

De WIC en MCC hadden geen speciale slavenschepen. De gangbare handelsschepen werden in Middelburg geladen met ruilgoederen (cargasoen) en pas voor de kust van Afrika geschikt gemaakt voor het vervoer van slaven. Afhankelijk van de afmetingen konden per schip100 tot 500 slaven worden vervoerd.

De scheepstimmerman bouwde boven het ruim een extra dek voor de slaven. In het midden kwam een schot zodat mannen en vrouwen gescheiden vervoerd konden worden. Verder bouwde de bemanning stellingen van twee verdiepingen waarop de slaven moesten slapen.

Transport

In West-Afrika kocht men slaven (armasoen) van Afrikaanse handelaren. De slaven werden gebrandmerkt en in het scheepsruim geladen. Op het slavendek hadden ze nauwelijks ruimte om zich te bewegen, er hing een bedompte lucht, ze zaten geketend, kregen eenzijdig eten en drinken en werden slechts af en toe, in kleine groepjes, gelucht.

Vaak braken er ziekten uit, zoals pokken, dysenterie, tering of een andere epidemische ziekte. Desondanks zorgde men er wel voor dat de slaven in leven bleven. Tenslotte werden ze beschouwd als handelswaar: hoe meer slaven de overtocht overleefden des te beter de opbrengst zou zijn.

Dat gold zeker voor de MCC. Deze handelscompagnie gaf de slaven redelijk te eten, men lette op de hygiëne, er was enige medische verzorging en er werden, in verhouding tot andere rederijen, minder slaven per schip meegenomen. Na een tocht van gemiddeld twee maanden kwamen de slaven in West-Indië aan.

Slavenhandel

Onder Nederlandse vlag werden tussen 1601 en 1803 circa 550.000-600.000 slaven vervoerd. Ongeveer de helft daarvan werd verscheept door de WIC. In totaal bereikten ongeveer 460.000 Afrikanen hun bestemming.

De Zeeuwen vervoerden in totaal ongeveer 270.000 slaven. Dit gebeurde door de Kamer Zeeland van de WIC, Zeeuwse lorrendraaiers (smokkelaars), de MCC en particuliere rederijen. Tussen 1732-1802 verhandelde de MCC ruim 31.000 tot slaaf gemaakte Afrikanen, een kleine 28.000 van hen bereikten hun bestemming. Procentueel gezien was het Zeeuwse aandeel in de totale slavenhandel circa 2% à 2,5%.

Detail kaart Suriname met Fort Zeelandia. Zeeuws Archief, collectie KZGW-ZI, inv.nr. I-1623

Slavernij

Slavernij is zo oud als de mensheid zelf en bestaat nog steeds. Een slaaf is een mens die het onvrije eigendom is van een andere mens.

Slavenmarkt

De meeste tot slaaf gemaakte Afrikanen kwamen aan op Curaçao. Daar was een grote slavenmarkt waar de slaven werden verdeeld over de Caraïben en Zuid-Amerika.

Op de slavenmarkt vonden hartverscheurende taferelen plaats. Moeders die van hun kinderen werden gescheiden, broertjes en zusjes die apart van elkaar werden verkocht. De gekochte slaven kregen van hun meester een nieuwe naam. Vaak waren dat Bijbelse namen, mythologische of oer-Hollandse namen.

Plantage

De slaven moesten werken op de plantages. Er waren verschillende soorten slaven: huisslaven werkten in het huis van de meester, veldslaven werkten op de plantage, fabrieksslaven werkten in bijvoorbeeld de suikerfabrieken, en dan waren er nog de foetoeboys, slaven die altijd in de buurt van – de voeten van – de meester moesten blijven.

De slaven moesten hard werken, kregen vaak eenzijdig voedsel en werden streng gestraft als ze iets misdeden. Die straffen waren meestal lijfstraffen en werden vaak in het bijzijn van de andere slaven gegeven om een voorbeeld te stellen.

Marrons

Slaven probeerden aan hun gedwongen levensomstandigheden te ontkomen door weg te lopen. Ze vluchtten naar het bos. De weggelopen slaven, die in Suriname Marrons of Boscreolen worden genoemd, bezaten niets en waren voor hun onderhoud afhankelijk van plunderingen van plantages en huizen van blanke eigenaren.

De plantagehouders stonden vrijwel machteloos tegen de ontvluchtingen en de plunderingen. Wel probeerden ze weggelopen slaven te vangen. Deze stonden zeer zware straffen te wachten als ze werden gepakt.

Afschaffing

Engeland schafte als eerste de slavenhandel af in 1807 en in datzelfde jaar deed ook Amerika dat. Nederland volgde in 1814. Maar de slavernij werd door veel landen nog in stand gehouden. Denemarken schafte de slavernij af in 1803, Engeland in 1834, Frankrijk in 1848, Nederland in 1863, Amerika in 1865, Portugal in 1869, Spanje in 1886 en Brazilië in 1888.

De Nederlandse afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 wordt ‘Keti Koti’ genoemd: ‘Het verbreken van de ketenen’. Deze dag wordt in Suriname nog steeds gevierd, evenals 10 oktober toen de Nederlandse gemeenschap vrede sloot met de Marrons. Op de Antillen wordt op 17 augustus de ‘Lucha di dia di Libertat’ gevierd als herinnering aan de grote slavenopstand op Curaçao in 1795.

Sinds de onthulling van het Nationale Slavernijmonument in Amsterdam in 2002 wordt ook in Nederland jaarlijks op 1 juli de afschaffing van de slavernij officieel herdacht. In Middelburg wordt de afschaffing van de slavernij sinds 2005 jaarlijks herdacht bij het Slavernijmonument op de Balans.

Meer informatie

Websites Zeeuws Archief

Andere websites

Affiche Zeeuws Archief tentoonstelling Aan boord van een slavenschip. ontwerper: decreet – Ramon de Nennie